219 het bestuur van den heer YandenBossche. Die klachten waren uit gelokt en op schrift gesteld door den schrijver van den rijksbestierder, bij dezen aan huisbij onderzoek bleek onloochenbaar, dat de klagers deugnieten waren, die deel gehad hebben in de opruiingen des volks tij deus den jongsten opstand, en opzettelijk geheel valsche klachten hadden ingediend." Na een paar voorbeelden te hebben aangehaald waaruit afkeurens waardige handelingen bleken van den rijksbestierder, welke „door de bovenlandsche bevolking op rekening der Europcesche vertegenwoor digers van het Nederlandsch gezag gesteld worden en mede oorzaak zijn van verzet en opstand", schrijft Meis verder: „Men houde wijders in het oog, dat de rijksbestierder, na aftrek van de inhouding op zijn traktement, maandelijks niet meer dan f 500 koper in handen krijgt; dat al wat hij aan waarde en kost baarheden bezit tegen hooge rente verpand is, zelfs zijne onont beerlijke sieradenmen zal zich dan kunnen voorstellen, in welke verlegenheid hij zich bevindt, en wat onder zulke omstandigheden te wachten is van iemand, met een zoo groot gezag bekleed, die reeds, vóór het bestaan dier omstandigheden, beschreven is als zich overgevende aan misbruik van gezag, als valsch, als niet vertrouwbaar „Het is bereids gezegd, van lieverlede was het er toe gekomen dat de rijksbestierder geworden is metterdaad, en zelfs bij het Gou vernement als zoodanig erkend, de bestuurder en de verantwoordelijke voor de rust in de binnenlanden, terwijl den resident voor wien niet ingetrokken zijn de primitieve voorschriften, die hem het gansche bestuur opdragen, hem daarvoor verantwoordelijk stellen en geheel gegrond zijn op het begrip van concentratie van alle macht in hemterwijl den resident, zeg ik, de rol overbleef om zijnen naam te leenen voor de bevelen, die de rijksbestierder hem doet geven „De benoeming van de militaire commandanten tot civiele gezag hebbers te Tebingtinggi, te Lahat en te Moeara Ivoepit hinderden hem weinig, wijl deze over het algemeen een lijdelijke rol spelen, hunne posten niet uitkomen, weinig met de huishou delijke instellingen en politieke verhoudingen der binnenlanden be kend zijn, meermalen verwisseld worden, overladen zijn met de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 232