222 hunne grootheid verschuldigde sinecureshun dienst, als zij divisie hoofd zijn, is hun te gering en wordt door hen overgelaten aan on dergeschikten, die misbruik van hunne stelling maken; zij zijn alleen bedacht op uiterlijke grootheid en afpersing der bevolking om aan die grootheid te kunnen voldoen, in één woord, het zijn onze slechtste dienaren. Onze beste ambtenaren zijn die uit den mantri- stand, die onder onze leiding zijn opgekweekt, en gevoelen dat hun bestaan afhangt van hunne plichtsbetrachting. „De Regeering is van oordeel, dat, niettegenstaande de sedert 1839 gebrachte meerdere klem en orde in het bestuur, daaraan nog ver scheidene gebreken blijven kleven, voortspruitende uit de weinige ge hechtheid aan het Gouvernement over het algemeen hij de Inlandsche hoofdenhehoorende tot de aristocratie des landsdie de vernietiging van het vorstenhuis betreurt, en ten andere uit den aard van het volk, dat, ongewoon aan een geregeld beheer, zich met tegenzin aan de eischen van het Europeesch bestuur onderwerpt of zich daaraan onttrekt, zoodra de gelegenheid zich daartoe aanbiedt, welk laatste vooral het geval is in de van de hoofdplaats verwijderde districten. „Dit alles is zeer juist en kan, dunkt mij, tot geene andere gevolg trekking leiden dan dat men zicb niet van zijne vijanden als agenten moet bedienen om op de bevolking te werken, en dat de neiging van de meer verwijderde districten, om zich aan ons bestuur te onttrekken, zoodra zich daartoe de gelegenheid aanbiedt, een gevolg is van de om standigheid, dat die districten geen heil van ons bestuur ondervinden. „En nochtans heeft de Regeering in 1849 van mijnen voorganger gevorderd, dat de invloed van de Palembangsche aristocratie bij voort during worde bevestigd, niet onderdrukt door verheffing van Inlan ders uit den minderen stand. „Wanneer men is op de plaats van handeling, en zelf de verant woordelijkheid draagt, dan gevoelt men hoe de voorschriften van de laatste jaren met zich-zelven in strijd zijn „De afkeer der bevolking van het Europeesch gezag steunt op het verkeerde denkbeeld, dat zij zich van dat gezag maakt, uit de onwaardige wijze waarop het door de niet-gecontroleerde Inlandsche ambtenaren wordt vertegenwoordigd. De binnenlanden, naar hunne adats en vormen, onder hunne eigen marga- en doessonhoofden, die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 235