224 „Voor de djènangs en rabanswier bemoeienis ten tijde der Sultans slechts strekte om der bevolking af te persen al wat er van te halen was, zijn onder ons bestuur de divisiehoofden in de plaats getreden. Hunne bestemming is, te zorgen dat de marga- en doessonhoofden het volk niet knevelen, dat de lasten gelijkmatig gedragen, de landrenten gelijkmatig geheven wordendat geschillen voorkomen of bijgelegd worden; dat orde en veiligheid heerschen, dat landbouw en nijverheid zich ontwikkelen; dat alle bevelen nagekomen worden, en dat de bevolking het Nederlandsch bestuur meer en meer leere waardeeren. „Velen hunner zijn echter zeer achterlijk in het nakomen dezer plichten; gedeeltelijk uit traagheid, gedeeltelijk uit onkunde, gedeel telijk uit willekeur en hebzucht; een goed divisiehoofd, uit de aristocratie voortgekomen, is eene groote zeldzaamheid. „Volgens hunne instructie, door den Commissaris Van Sevenhoven in 1825 ontworpen en in 1845 (besluit van 30 September 1845 No. 88) na wijziging vernieuwd, staan de divisiehoofden in regelrechte ver houding tot den resident. De rijksbestierder is onder of neven den resident aan het hoofd der divisiehoofden gekomen. Daargelaten de zweem van toezicht en gezag, door den militairen commandant te Tebingtinggi over Redjang, AmpatlawangenMoesiOeloe uitgeoefend, het nominaal civiel gezag door de militaire commandanten van La hat enMoearaRoepit uitgeoefend, en het daadwerkelijk, of schoon door de Regeering nog niet geregeld gezag van twee ambtenaren over Ogan Oeloe, Lematang Oeloe en Komering Oeloe; daargelaten dit weinig Europeesch toezicht in de binnenlandenvan Moeara Kompeh, in Dj am bi, is hier geen sprakemoet de resident het uitgestrekte Palembangsche gebied, meer dan een derde der oppervlakte van geheel Java, met communicatiën alleen langs de rivieren, zoodat het overbrengen van personen en berichten stroom afwaarts gemakkelijk en spoedig, doch stroomopwaarts moeielijk is en lang duurt, besturen door middel van elf divisiehoofden, Inlandsche ambtenaren, mank gaande aan al de opgesomde gebreken, gedeeltelijk bijgestaan, grootendeels gedwarsboomd door den rijksbestierder. „Om met dezen rijksbestierder op eenen minzamen voet te zijn, zooals hij nu verwend is, zou men hem met de binnenlanden moeten laten omspringen naar zijn welbehagen; zou de resident zich moeten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 237