226
af te koopen, telkens nieuwe gunstbewijzen moet erlangen.
„Wij kennen hem als den man, die ons van de bevolking verwijderd
houdt; wij wantrouwen hem, en wij stellen tot regel, dat zijn in
vloed meer en meer bevestigd en uitgebreid moet worden.
„Wij gevoelen de kwade verhouding waarin wij tot hem gekomen
zijn, en wij zullen die, na zijnen dood, verlengen en verergeren door
zijnen onwetenden, verwaanden en trotschen zoon Nat a di Radja
tot zijnen opvolger te bestemmen.
„Wij kennen de ellendige hoedanigheden der personen die het In-
landsch bestuur uitmaken en hunne ellendige handelingen, en wij
stellen hen niet onder een behoorlijk opzicht.
„Wij streven althans zeggen te streven naar eene betere orde
van zaken, maar doen rugwaartsche schreden.
„Uit vrees voor kleine botsingen, die misschien het gevolg zouden
kunnen zijn van het terugkeeren tot het rechte pad, waarvan men
afgedwaald is, laat men de verkeerde orde van zaken voortduren en
zich noodwendig slepen in onheilen, die oneindig veel grooter zijn
dan die, welke men ontgaan wil en welke vermoedelijk alleen denk
beeldig bestaan.
„Men kan zich niet onthouden van te streven naar meer bemoeienis
met noch naar meer onmiddellijk beheer van Europeesche ambte
naren over den Inlander.
„Sumatra's Westkust strekt tot een sprekend bewijs van die
waarheid. Ook daar wilde men eenmaal het groote doel bereiken met
aanbeveling van volstrekte niet-bemoeiing met het binnenlandsch be
stuur, en meende alles van den tijd te kunnen afwachten. De ge
neraal Michiels heeft in zijnen brief van 3 October 1842 la. Q ge
heim (1) duidelijk aangetoond, dat „„eene wijze bemiddeling en lei-
„„ding de volstrekte voorwaarde is van ons staatkundig bestaan""
„Merkwaardig zijn, de volgende zinsneden uit dien brief
„„Niet-alleen openbare vrede, maar inwendige rust is noodigdat
„„is, er moet zoo min mogelijk ingang worden toegelaten aan onrustige
„„denkbeelden. Het is voor den bestuurder en voor den bestuurde van
„„gelijke waarde, een onwankelbaar vertrouwen te kunnen stellen op
„„'s Gouvernements kracht en macht.
(1). Opgenomen in het Tijdschrift van N. I., 1853, II, blz. 425.