229
„Er moet alzoo gekozen worden tusschen de invoering van een
krachtig, voor Nederland en voor de Palembangsche bevolking
gelijkelijk heilaanbrengend bestuur door middel van Europeesche
ambtenaren, gegrond op de eigen instellingen des lands, of de
overgaaf van alle gezag aan onzen eersten Inlandschen ambtenaar.
„Het is beter, hem nu ter zijde te stellen, dan af te wachten
dat, onder hem of onder zijnen onkundigen, verwaanden en trotschen
zoon alles bedorven zij, of wel dat hij, onder moeielijke omstandig
heden het masker afwerpende, een tweede Machmoed Badar
Oedin worde.
„Het opheffen van het gezag des rijksbestierders, wanneer zulks
zonder veel omslag en gelijktijdig met de aanwijzing en indienststelling
van de noodige Europeesche ambtenaren plaats vindt, doet geene
kwade gevolgen vreezen; maar zal, integendeel, duidelijker en met
oneindig meer effect tot de binnenlandsche ongehoorzame districten
spreken dan eeae militaire expeditie tot „inboezeming van schrik",
„bestraffing', „tuchtiging", enz., enz., zonder gelijktijdige maatregelen
ter verzekering van een ordelijk en klemvol bestuur. Ik wil hier
mede niet zeggen, dat, door den rijksbestierder de uitoefening van
zijn ambt en zija invloed te ontnemen, de aanwending of de ver
tooning van den sterken arm gewis niet noodig zal wezen! He
Moelak Oeloe is in verzet; die marga (van vijf doessons) gelooft
dat onze militaire macht voor haar het hoofd gebogen heeft, en
natuurlijk, want kapitein Boelhouwer is teruggetrokken zonder
de versterkte doesson Penindajan aangevallen en tot onderwer
ping gebracht te hebben en op zijn terugtocht werd hij met geweerschoten
tot nabij Lahat uitgeleid. Dit, gepaard aan onze weifelende houding
in het bestuur, en de terugwerking van een en ander op de min
of meer tot ons eigenlijk gebied behoorende grensbewoners, zal eene
herhaalde aanwending van troepen noodig maken; heeft die plaats,
zonder betere ordening van het bestuur, dan kan het gebeuren dat
er veel troepen zullen noodig zijn alvorens getoond is dat wij kunnon
straffen als wij willen, terwijl het dan toch maar een voorbijgaande
indruk zal zijn. Wordt daarentegen een goed bestuur ingevoerd,
en door het ontslaan van den rijksbestierder getoond dat de tijd der
misleiding voorbij is, dan is het niet onmogelijk dat er volstrekt