WORDT MET DE CHRONOGRAAF TAN LE BOULENGÉ
DE SNELHEID JUIST GEMETEN
Op bladz. 1 en volgende der „Notizen" van de „Mittheilungen
iiber Gegenstiinde des Artillerie- und Genie we sens,
Jahrgang: 1888, Erstes Heft," wordt vermeld dat, bij proeven, ge
bleken is dat verschillende chronografen verschillende uitkomsten ople
veren bij meting van de snelheid bij dezelfde schoten. Hieruit wordt
afgeleid dat geen van die chronografische toestellen vrij van gebreken is.
Zoo werden met de chronografen van Caspersen Paul Lacour en
van Le Boulengé dezelfde snelheden gemeten, en werd daarbij be
vonden dat, de metingen met de chronograaf van Le Boulengé 5.6,
6.1, 3.9 en 5 M., gemiddeld dus 5.2 M., kleinere snelheden aan
wezen dan de metingen met eerstgenoemde chronograaf.
Bij eene proef ter vergelijking van de chronograaf van Mahieu met
die van Le Boulengéwerd 2.4, 2.8, 2.6, 2.4 en 3.4 M., gemiddeld
2.7 M., verschil gevonden tusschen de metingen met beide toestellen
van dezelfde snelheden. Ook hierbij waren de metingen met de
chronograaf van Le Boulengé de kleinste.
Ten bewijze dat vorengemelde verschillen toegeschreven moeten
worden aan gebreken in al de vorengemelde chronografen, wordt daarbij
vermeld dat de interpolatiekromme voor drachten en vluchttijden bij
een kanon van 8 cM., welke geconstrueerd is in verband met eenige
met de clepsydra van Le Boulengé gedane metingen, niet door den
oorsprong der coördinaatassen gaat, maar voor eene dracht O eene
negatieve waarde van 0.034 seconden voor den bijbehoorenden
vluchttijd aanwijst.
Aangezien de chronograaf van Le Boulengé zoowel bij het Neder-
landsche als het Indische leger zooveel vertrouwen geniet, was het
wenschelijk dat nagegaan werd, of inderdaad met dezen toestel de
snelheden niet, dan niet geheel nauwkeurig gemeten kunnen worden.