247 zakken eene beweging, die men nimmer" ziet maken, omdat ze „totaal overbodig" is. 106. De recruut moet thans bij het aanleggen de beide voorste vingers om het onderste gedeelte van den trekker brengen of, zoo hem dit niet mogelijk is, alleen den voorsten vinger. Als deze bepaling luidde als vroeger, om den voorsten vinger of, bijaldien de man korte vingers heeft, de twee voorste vingers om den trekker te brengen, dan zoude zulk eene bepaling overeenkomen met het feit, dat de voorste vinger (de wijsvinger) gemeenlijk korter is dan de middenvinger. Wij houden het er dan ook voor, dat hier van eene bloote ver gissing sprake is en dat men bedoeld heeft het omgekeerde van wat men gezegd heeft. 120. Het gelijktijdig nummeren van het voorste en van het achterste gelid is eene „nouveauté", die meer schaadt dan voordeel aanbrengt. 147. Reeds hier voren gaven wij te kennen, dat het commando „attaqueeren" niet goed gekozen is. Hier vooral, waar aan den man tijd dient gegeven te worden, om, na de waarschuwing gehoord te hebben, eens flink adem te halen, had „attaqueeren" eene waar schuwing moeten blijven en „marsch" het uitvoeringscommando moe ten zijn. De fout er van komt in de compagniesschool te sterker uit, als de troep in sectiecolonne met het geweer „over" marcheert en niet slechts de tamboer, die dadelijk den stormmarsch moet doen hooren, maar ook de sectiecommandanten van de 2e, 3e en achterste sectie met hun commando „omlaag geweer" onmiddellijk gereed moeten zijn. In den regel is dan ook zoo'n attaque, onverwachts door den ba taljonscommandant bevolen, treurig in hare uitvoering, en éclipseert de compagniescommandant het minder goede er van, door zijn com mando in strijd met het reglement in een „atta queeren" te ver- deelen, om toch vooral aan kader en manschappen te verstaan te geven, dat er zoo dadelijk geattaqueerd moet worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 260