271
trachten zal den brand zoolang mogelijk in toom te houden, ten einde
zooveel mogelijk eerst nog goederen uit het nog niet brandende ge
deelte van het gebouw weg te dragen.
Over het gebruik nu van de bluschmiddelen hier bedoeld vindt
men in het Reglement slechts in een noot aan den voet van bl.
947 Ree. Mil. even terloops het volgende vermeld:
„Hetzelfde (oordeelkundige opstelling) geldt voor de plaatsing van
„de reserveploeg en voor het bezigen der gereedschappen door haar
„aangevoerd." Aan de manschappen en het kader echter van die
reserveploeg, behalve N°'s 13 en 14, wordt nauwkeurig hun plaats
opgegeven, nl. vóór en achter de spuit als reservepompers en de mede
gebrachte gereedschappen zijn ergens op een gunstige plaats neergelegd.
Wat beteekent nu die noot? En wie moetende brandbluschgereed-
schappen hanteeren?
Zal reeds uit den aard der zaak bij brand veel drukte zijn en
slechts met veel inspanning en energiek optreden orde onderhouden
kunnen worden, wat zal er wel van terecht komen als geen der man
schappen van het brandpiket iets weet van het bezigen der blusch
middelen, b. v. nog nooit een brandzeil heeft zien spannen; ja niet
eens een flauw begrip er van heeft waarvoor die dingen dienen
(zooals dat tegenwoordig, het kader incluis, regel is)? Wat zal er
gebeuren wanneer er geen brandladders genoeg zijn, waaraan het in
den regel ontbreekt; als er in 't geheel geen dakladders zijn, die
men nagenoeg nergens aantreft enz.
Bij de oefening worden de manschappen verveeld met altijd het
zelfde aan- en afschroeven van zuigbuizen en slangen, met pompen
en bergen van gereedschappen (liefst zonder gebruik van water dus
dengan Icirdja tanda sadjavolgens de meest onmogelijke manier op
de een of andere toevallige plaats; en verder bij wijze van afwisseling
een beetje theorie over hunne verrichtingen (die zoo stelselloos door
elkaar loopen dat zij ze haast niet onthouden kunnen) en over de
onderdeelen der brandspuit, de inrichting en benamiogen (waarmede
zij niets te maken hebben); maar bij brand zal elkeen met de handen
verkeerd staan, alles door elkaar loopen, degenen die nog bruikbaar
zijn en de handen aanslaan, door de anderen gehinderd worden en
als gevolg daarvan een groote warboel ontstaan, onderwijl de brand