17
terwijl wij ook in den regel minder snel dan in Europa door het
vijandelijk vuur tot oplossing zullen worden gedwongen. Met deze
waarheden wordt trouwens in ons „Voorschrift voor het gevecht"
rekening gehouden.
Aan de opleiding voor het gevecht in verspreide orde worden
verschillende beschouwingen en opmerkingen vastgeknoopt, die ook
in onze reglementen zijn te vinden; karakteristiek is echter de aan
beveling, om de soldaten te doordringen vau de waarheid, dat ex-
voor hen niets gevaarlijker is, dan den vijand den rug toe te keeren.
Wel wordt in 270, punt VIII van onze Recrutenschool een dergelijko
wenk aangetroffen, doch, naar het ons voorkomt, is de waarschuwing
in 't Duitsche reglement wel zoo duidelijk.
In punt 23 vinden wij aangeteekend, dat men bij het begin van
den strijd rekening moet houden met de bedoeling, om een slepend
of wel een beslissend gevecht te leveren. In het laatste geval mag men
geen oogenblik aarzelen, om alle, tot bereiking van het doelnoodige
krachten te ontwikkelen. Het is toch, zegt het Duitsche reglement
o. i. volkomen ten rechte, een zeer groote fout, om een beslissend
gevecht met ontoereikende krachten te beginnen, aangezien men zich
zoodoende vrijwillig van het voordeel eener grootere troepensterkte
berooft. Bovendien is een mislukte aanval niet alleen de oorzaak
van nuttelooze verliezen, doch, wat erger is, hij schokt ook het
moreel van den troep.
Ten slotte wordt hier de aandacht gevestigd op het bindende
voorschrift, om, wanneer de vleugels der gevechtslinie niet door
andere troepen of door natuurlijke hindernissen zjjn aangeleund,
steeds gevechtspatrouilles tot beveiliging van de flanken uit te zenden,
Het komt ons voor, dat een dergelijke bepaling ook in ons regle
ment op haar plaats zou zijn. De laatste alinea van 73 van het Y.
v. h. geeft in dit opzicht een wenk voor het verdedigend gevecht
van het bataljon; wij achten daarentegen het uitzenden van patrouil
les ten allen tijde noodig, wanneer de vleugels van de gevechtslinie
niet op de eene of andere wijze beveiligd zijn.
Uit den aard der zaak zijn de beschouwingen over het vuur in
hoofdzaak gelijkluidend met die, welke wij ook in andere reglementen
aantreffen, misschien is het echter niet overbodig, mede te deelen,
Dl. I, 1889. 9