281 (al. 5). Als men hierbij uver weinig water kan beschikken of als de bediening niet voltallig is, is het veelal verkieselijk, met slechts een pomp te werken, en wordt de zuigerstang der andere pomp van de balans losgemaakt; men bezigt dan altijd het mondstuk 0,012. Overigens blijft de bediening dezelfde. meer dan eene plaats gehaald worden en al kan ook van eene plaats voldoende verkregen worden, dan staat de hoeveelheid op die wijze aangebrachte water in geen reden tot het aantal handen daarvoor noodig. Stel dat het water over een afstand van een 60 Meter moet aangedragen worden, dat is niet overdreven, en rekent men op elke 2 Meter een man, dat is de maximum afstand, dan heeft men voor elke rij 30, dus in 't geheel 60 man noodig en zal de hoeveelheid water die werkelijk in den bak komt nog niet eens voldoende zijn, daar de emmertjes hoogstens halfvol bij de spuit komen als ze die lange rij gepasseerd hebben [de vroeger gebruikte lederen, diepe brandemmers waren in dat opzicht beter], terwijl de helft verloren gaat, dat bij schaarschte aan water vooral voorkomen moet worden. Laat men daarentegen water aandragen direct van de plaats naar de spuit, en bezigt men daarvoor al het verkrijgbare draagbaar vaatwerk, z. a. watertonnen, groote kookketels, groote houten emmers, petroleumblikken [pikolans] enz., dan zal de helft van dat aantal manschappen de spuit overvloedig van water voorzien, zonder dat de helft onderweg vermorst wordt. Deze alinea had m. i. geheel weg kunnen blijven. Als men hierbij over weinig water kan beschikkenenz., dan is het te meer zaak om er zuinig mede te zijn en niet de helft te laten vermorsen, door het in de open gegalv. ijzeren emmertjes van hand tot hand over te geven, dat natuurlijk op haastige en ruwe wijze geschiedt, zooals dit bij zulk eene gelegenheid wel niet anders te ver wachten is. j,Als de bediening niet voltallig is" maak dan een regeling dat zij wel altijd voltallig kan zijn; men heeft ze voltallig noodig en manschappen zijn er altijd genoeg voor beschikbaar, het is slechts de kwestie om vooraf vast te stellen hoeveel men in den regel noodig zal hebben ter vervanging van de voor een dag door dienst ver hinderde manschappen en met dat aantal het numeriek van het brandpiket te ver. meerderendit Regl. heeft daaraan niet gedacht. (Zie hiervoor het Concept-Regl- hierachter onder A. 1,2 en 3.) „Is het veelal verkieselijk om met een pompenz Dus niet altijd! Wanneer dan wel, en wanneer niet? „En wordt dan de zuigerstang der andere pomp losgemaakt'''' Men kan dat doen, doch zal daarvan niet veel succes hebben; het blijft een niet aan te bevelen kunstje, dat aan de spuit zelve ook geen goed zal doen. Is er niet genoeg water om met een vollen dikken straal te kunnen spuiten, neem dan een straalpijp van kleiner afmeting, maar laat de spuit heel. Overigens blijft de bediening dezelfde Dit slot klinkt wel wat zonderling! Wanneer men een reglement voor de bediening samenstelt en men brengt daarin later voor enkele bijzondere gevallen eenige wijziging,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 294