BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS VAN PALEM-
BANG SEDERT 1848.
{Vervolg van Uz. 230.)
IV.
Onlusten in de marga Boelan tengah {Januari April 1851).
De marga Boelan Tengah vormt eenaanzienlijk deel van de divisie
(thans onderafdeeling) Moesi Oeloe; zij strekt zich, langs de Moesi,
uit van Soengei Pinang tot Goenoeng Kembang. Hier bra
ken in het begin van 1851 onlusten uit, die in hunne oorzaken en ge
volgen eenigszins uitvoerig moeten worden geschetst, vooral omdat
daaruit blijken zal hoe noodzakelijk het inderdaad werd, in onze staat
kunde ten opzichte der Palembangsche binnenlanden ingrijpende ver
andering te brengen. (1)
Het civiel gezag over de afdeeling Tebing Tinggi, waarvan de
divisie MoesiOeloe een onderdeel uitmaakte, was opgedragen aan den
militairen commandant der hoofdplaats Tebing Tinggi, kapitein C.
M e ij e r. Op deze plaatsslechts 18 paal van Goenoeng Kembang,
de zuidelijkste doesoen der marga Boelan Tengah, verwijderd lag
eene bezetting van 250 manverder was midden in die inarga, te
Moeara Klingi, een post van 30 man gevestigd. In geene streek der
gansche residentie was eene zoo groote militaire macht aanweziger
moesten dus wel bijzondere redenen voor de bevolking zijn, om juist
daar zich tegen de bevelen des bestuurs te verzetten.
Een dier redenen was het gemis van allen invloed van den civielen
gezaghebber en van het divisiehoofd op de bevolking; eene andere
reden was gelegen in de kuiperijen van den rijksbestierder.
„Het is overbekend," zoo schreef De Brauw, geheel in overeen-
Dl. I, 1889. 19
(1) Deze schets is, in hoofdzaak, gevolgd naar een zeer uitvoerig verslag, in Juni
1851 door De Brauw aan de Indische Eegeering ingediend.