295 De rijksbestierder, die zich steeds als zeer onwetend voordeed, hoewel het bleek dat hij met alles wat er omging bekend was, stelde opnieuw voor hem in commissie naar Boelan Tengah te zen den; maar na overleg met den kolonel Meis, die zich nog te Pa- lembang bevond, begreep De Brauw dat daarvan geen sprake meer kon zijn. De civiele gezaghebber had al dadelijk, na de eerste weigering der koelies, voor de regeling der koelielevering de adat hersteld; het bijeenbrengen van gewapend volk kon dus nu niet ongestraft blijven, en bovendien was de houding van den rijksbe stierder in de gansche zaak zóó dubbelzinnig, dat men hem aller minst vertrouwen schonk. Nam men nu nog zijne bemiddeling aan, dan was bovendien aan het gezag van den civielen gezaghebber te Tebing Tinggien van het divisiehoofd der Moesi Oeloe ook de laatste slag toegebracht. Mitsdien werd den kapitein M e ij e rciviel gezaghebber en mili taire commandant te Tebing Tinggi, opgedragen: 1°. om, wanneer de koelies inmiddels niet waren opgekomen, on middellijk met een detachement, zoo sterk als zijn garnizoen zou toe laten, doch minstens uit 1 officier en 75 man bestaande, naar Gloenoeng Kembang af te zakken en den gewapenden hoop aldaar uiteen te drijven 2°. GroenoengKembang bezet te houden, totdat aan de levering van koelies zou zijn voldaan en Drag am met andere onruststokers zou zijn uitgeleverd; 3°. wanneer over 10 a 12 dagen nog niet aan onze eischen mocht zijn voldaan, tot bestraffende maatregelen over te gaan en naar eene meer benedenwaarts liggende doesoen af te zakken. De rijksbestierder meende, dat de pasirah nu nuttig zou kunnen zijn in zijne marga, om de bevolking den ernstigen wil des bestuurs kenbaar te maken. De resident zond hem alzoo, met de proatins, den 16en Februari derwaarts; maar opnieuw was hier verraad, waar schijnlijk van de zijde van den rijksbestierder, in het spel. „Het is ten miuste nu bewezen,'' schrijft De Brauw in zijn verslag, „datMoe- achim, na de koelies te Gloenoeng Kembang tot verzet te heb ben aangespoord, in het geheim naar Palembang is gekomen, en daar na, in eene kleine prauw, roeiende zijnen vader is vooruitgegaan, in al

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 310