302
Van den Bossche zond hen daarop naar Palembang op.
De indruk hunner verwijdering op de bevolking was allergunstigst
„de goede en brave ingezetenen kregen nu groote macht over het
slechte volk" en „niettegenstaande de gevoelige les, die uitgedeeld
was, scheen het dat er een pak van ieders hart was afgewenteld en
dat men een nieuwe, meer gelukkige toekomst aangebroken zag".
Reeds den 5en April waren alle koelies te Tebing Tinggi verza
meld, en kon gezegd worden dat „rust en zekerheid alom heerschten".
Den 14™ April kon Heisterkamp met zijn detachement naar
zjjn garnizoen terugkeeren, waar hij, den 18en, zonder één man ver
lies, aankwamde heer Van den Bossche ging met het detache
ment van La tour naar de hoofdplaats, welke mede op den 18en be
reikt werd. Op dezen datum was de expeditie alzoo geheel afgeloopen.
„Men mag gerustelijk zeggen," schreef De Brauw in zijn verslag,
„dat nimmer in het Palembangsche, met eene zoo kleine macht, zulke
groote resultaten verkregen zijn; resultaten, die een grooten indruk
in de marga en in de gansche residentie hebben achtergelaten en
van gunstige gevolgen zouden kunnen zijn, indien mijne voorstellen,
om een beter bestuur in de afdeeling Tebing Tinggi in te voeren,
niet als ontijdig waren aangemerkt". „Maar", voegde hij er bij, „wat
zal ons het behaalde succes voor de toekomst opleveren, indien wij
het status quo blijven bewaren en, niettegenstaande de dure lessen der
ondervinding, tusschen de tegenstrijdige beginselen willen blijven
doorvaren die de tegenwoordige toestanden in Palembang be-
heerschen
En hij besprak daarbij den Ferdani Mantri, als den gehei
men aanstoker van het verzet: „Zeker is zijn invloed in hooge mate
verminderd, doch een persoon, die zoodanig ambt bekleedt, bezit
altijd middelen om verkeerde dingen te doen. Zullen wij hem nu
die wapenen in de hand laten? Moeten wij ons nu weder op nieuwe
botsingen voorbereiden, want wie durft er borg staan dat die zich
niet meer zullen voordoen? Is het tevens bewezen, dat het altijd
zoo goed zal afloopen als deze reis? Mogen wij het geluk alzoo
blijven tarten, en is het niet beter, door een fermen maatregel alles
te voorkomen? Wat doen wij met een persoon in dienst, die, hoe
het ook moge gaan, steeds onze geheime tegenwerker zal zijn in al