305 o. a. dat deze zich onzichtbaar binnen onze versterkingen vertoonen kon. De uitslag der kleine expeditie tegen Boelan Tengah had aan vankelijk op den stand van zaken in Am pat La wang eene gunstige uitwerking. "Van onze zijde was daarbij een bewijs van kracht ge geven, waaraan de bevolking niet gewoon was, en dat de onbe schaamde bewoners van Am pat Lawang tot nadenken scheen te stemmen. Had nude civiele gezaghebber te Tebing Tinggi van den verkregen indruk partij weten te trekken, dan ware wellicht eene uitbarsting althans nog voorloopig achterwege gebleven. Maar, hoe verdienstelijk officier de kapitein Meijer ook was dat hij dit inderdaad was bleek o. a. den 29en Juni—als civiel bestuurder heeft hij niet uitgemunt. Den 2en April 1851 gelukte het aan het adjunct-divisiehoofd, De- mang Wira Laksamana Bakir, den pasirah van de boven genoemde marga Moeara Pinang met vele van diens dorpshoof den naar Tebing Tinggi te brengen. Verstandig ware het nu voorzeker geweest, met dit bewijs van hulde en onderwerping te vreden te wezen, den pangeran te vermanen zich rustig te gedragen en hem verantwoordelijk te stellen voor de handelingen van Radja Tiang Alam. Maar de civiele gezaghebber meende nu flinker te moeten optre den; hij gelastte de aanhouding van den pangeran, totdat ook Ra dj a Tiang Al am voor hem verschenen zoude zijn. Deze maatregel zou wellicht nog tot een goeden uitslag geleid hebben, indien ge zorgd ware dat de last naar behooren werd opgevolgd. Maar bij de uitvoering van den bevolen maatregel ging de civiele gezagheb ber zoo onhandig te werk en werd hij zoo slecht door zijne In- landsche ambtenaren gediend, dat de pasirah van Moeara Pinang zich aan den last wist te onttrekken en naar Ampat Lawang vluchtte. Het spreekt van zelf, dat de verhoudingen daardoor slechter werden dan zij te voren waren geweest; de pasirah, ons als zjjne vijanden beschouwende, sloot zich nauwer dan ooit bij RadjaTiangAlam aan. Onze bevelen werden in Ampat Lawang niet meer opgevolgd het divisiehoofd, dat zich eenigen tijd later naar Goenoeng Mar aks a begaf, werd grovelijk door Radja Tiang Alam

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 320