311
Nadat gedurende een uur in de diepste stilte, en zoo dicht opge-
gesloten als het smalle voetpad veroorloofde, was doorgemarcheerd,
vielen plotseling eenige geweer- en lillaschoten. Men was alzoo
voor's vijands verschansing gekomen; Schmit en de zijnen namen haar
onmiddellijk stormenderhand. Aan onze zijde werd 1 pradjoerit gewond.
De muiters waren nu verdreven, en met omzichtigheid werd de
marsch voortgezet, totdat des namiddags een geschikt bivak aange
troffen werd. Hier bracht de colonne den nacht door.
Volgens mededeeling van eenige volgelingen van den controleur
Van den Bossche schuilde er verraad onder de aanwezige hoofden
van Ampat Lawang. Terwijl de voorhoede in gevecht was, hadden
zij aan onze koelies den raad gegeven, de goederen der colonne weg
te werpen, daar de troepen toch eene nederlaag zouden lijden.
Deze tijding maakte De Brauw's bezorgdheid gaande; waren
de hoofden inderdaad niet te vertrouwen, dan kon de voorgenomen
taak te zwaar voor de colonne worden; zij was toch niet opgewassen
tegen geheel Ampat Lawang! Doch men was te ver gegaan om,
zonder de rust geheel in de waagschaal te stellen, te kunnen terug-
keeren. Men kon niet anders doen als zooveel mogelijk op zijne
hoede zijn en, gedurende den nacht, de waakzaamheid verdubbelen.
Des morgens vroeg (29 Juni) ging de tocht voort naar Goenoeng
Me rak sa. De positie van die doesoen was zeer sterk; zij lag op
een 200 voet hoog plateau; in het gezicht der doesoen moest de
L in tang worden overgetrokken; de borstwering, die de doesoen
omringde, was voorzien van bamboedoeri heggen en van eene
gracht. Indien den onzen het binnentrekken der doesoen betwist
werd, dan kon hare verovering eene onoverkomelijke taak zijn.
Gedurende den marsch werd men nu en dan uit het bosch be
schoten; een Europeesch soldaat sneuvelde daarbij, maar van den
vijand was overigens niets te ontdekken.
Eindelijk kwam Par ai pa de colonne, namens zijnen vader, te ge-
moet om haar verder te geleiden; nabij de Lintang wachtte pan-
geran Hadji haar op. Bamboezen vlotten waren gereed gemaakt
om haar de rivier over te zetten, en zij werd in de doesoen Goe-
noeng Me rak sa vriendschappelijk ontvangen en goed gehuisvest-
De gedachte aan verraad, van de zijde van den pangeran, moest