812 nu wel eene belangrijke wijziging ondergaan. Par ai pa had reeds eene aannemelijke verklaring gegeven van de in het bosch gevallen schoten; hij onderstelde dat eenig volk, tot de bende van Radja Tiang A lam behoorende, daar ronddwaalde. Maar vooral de goede ontvangst in de doesoen was geruststellendvolgens de adat der Palembangsche binnenlanden was men, eenmaal in eene doesoen binnengelaten, daar ook volkomen veilig Toch OQtging het den blik van De Brauw niet, dat er nog reden van wantrouwen te over aanwezig was. Vrouwen en kinderen zag hij niet; wel een bijzonder groot aantal (3 a 400) mannen, die de troepen onbeschaamd en vijandig aankeken. En de volge lingen van den controleur Van den Bossche, op verkenning in de huizen der doesoen gezonden, berichtten weldra dat overal zeer sterk opium gerookt werd, zooals gewoonlijk geschiedt door de Inlanders, die zich voor eene gevaarlijke onderneming gereed maken. Onderzoek doende naar den stand van zaken in de marga Moeara Pinang, vernam De Brauw voorts, dat Radja Tiang Alam en de pasirah zich met eene groote bende gewapend volk op de grenzen hunner marga in eenige bentings verschanst hadden. Daar deze bentings slechts een paar palen van Goenoeng Meraksa verwijderd lagen, nam men eenige voorzorgsmaatregelen tegen een mogelijken aanval, doch voorloopig bleef men geheel in het onzekere omtrent hetgeen er gebeuren zou. De troepen waren in de balei de officieren bij de hoofden gehuisvest. Nauwelijks hadden zij een paar uren in de doesoen doorgebracht, of Paraipa kwam De Brauw mededeelen dat Radja Tiang Alam en de pangeran van Moeara Pinang, vergezeld door eene groote menigte volk, met de meeste snelheid regelrecht op G oen oeng Meraksa aanrukten. Deze waarschuwing redde de colonne, daar De Brauw anders niet tijdig genoeg in staat van tegenweer zou zijn geweest. Was die waarschuwing gegeven om haar te redden? Of in het denkbeeld, dat zij de doesoen verlaten zoude, waardoor aan deze de schande van het verraad zoude worden gespaard Of omdat men rekende, de colonne in het open veld des te gemakke lijker te kunnen vernietigen? Dit alles is niet duidelijk; zeker is het wel dat, zooal niet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 327