815 maar ook in de aangrenzende districten. Zij mocht dus alleen in het uiterste geval worden ondernomeneene bijkomende reden om daarmede in elk geval nog te toeven was, dat de vlotbrug was weg geslagen. De luitenant Heisterkamp, wd. militaire commandant van Tebing Tinggi, kreeg daarom last, met 50 man van 2ijn garnizoen? post te vatten te Oeloe Mengkoedoe, en daar eene nieuwe brug te doen maken. De resident en militaire commandant besloot intusschen voorloopig te Goenoeng Meraksa te blijven, en te trachten, door het aan nemen eener ferme houding, den opstandelingen ontzag in te boezemen. De ter plaatse aanwezige hoofden van Am pat La wang werden bijeengeroepen. De resident verklaarde hun, dat de gansche doesoen, tot straf voor het gepleegde verraad, behoorde vernield te worden, maar dat hij daarvan vooreerst nog zou afzien, omdat hij liever vrede en rust bracht dan ellende. In.geen geval zouden de onzen G oe n oeng Meraksa verlaten, voordat Radja Tiang Alam en de pangeran van Moeara Pinang in onderwerping waren gekomenindien zulks niet het geval was, wanneer de ontboden versterkingen en een nieuwe officier van gezondheid zouden zijn aangekomen, zouden wij hen opzoeken. Aangezien wij te Goenoeng Meraksa geen veiligheid hadden gevonden en niet op den invloed der hoofden konden ver trouwen, zouden wij zeiven voor de veiligheid zorgen; alle personen, die niet in de doesoen thuis behoorden behalve de hoofden en eenige hunner volgelingen moesten zich onmiddellijk daaruit verwijderen. De doesoen zou voorts, voor zoover dat nog vereischt werd, in goeden verdedigbaren staat worden gebracht. De resident wist wel, dat hij op geen aanvoer van nieuwe troepen kon rekenen, de in het Palembangsche aanwezige militaire macht was daartoe te gering. Maar de hoofden konden dat niet weten, en het gevecht, dat pas onder hunne oogen had plaats gehadhad hun wel de overtuiging gegeven dat de geheele weerbare macht van Ampat Lawang onvoldoende was om de onzen uit Goenoeng Meraksa te verdrijven. In de doesoen waren nog voor 14 dagen levensmiddelen aanwezig, daarin kon dus voor ons geen reden zijn om niet op versterking te wachten. En bovendieu was het wel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 330