322
dicht mogelijk bij den waterkant brengen en commandeert dan
Spuit Halt.
De spuit houdt halt en de N°'s. 7, 8, 9 plaatsen de brandemmers
op eenigen afstand bij elkaar.
3. Tot pompen Gereed.
I. Het afnemen der spuit van den wagen.
II. Het aanschroeven der zuigbuizen en slangen.
I. De eerste 6 nummers, die de spuit vooruitbrachten, nemen
haar nu, geholpen door den sergeant, van den wagen op de volgen
de wijze.
De sergeant neemt de pen uit den steunhaak van den handboom,
legt den pal achterover en begeeft zich achter de spuit.
N°'s. 1 en 2 lichten den handboom, tot de spuit met den achterkant
op den grond komt, waarbij N°'s. 5 en 6 de spuit bij de achterste
handvatsels eenigszins tegenhouden, zoodat zij zacht op den grond
komt, en de sergeant zorgt dat de balans van achteren niet den
grond raakt.
N0'8. 3 tot 6 vatten de spuit nu bij de voorste handvatsels, lichten
de spuit van voren op en N0'8. 1 en 2 trekken den wagen er onder
uit en plaatsen dezen op eenigen afstand. De spuit wordt daarbij
zonder schokken op den grond neergelaten, waarbij de sergeant den
stand der balans regelt.
II als de spuit op den grond staat).
De sergeant neemt een ijzeren pin tot het aanschroeven der vaar-
en moerschroeven, en geeft er eveneens één aan den korporaal en
één aan N°. 10, tevens aan den laatste 5 lederen stroppen.
De korporaal neemt de straalpijp, schroeft het mondstuk 0.016 op
en hangt haar om. Het aanschroeven der zuigbuizen geschiedt door
den sergeant met N0'8. 6 en 7, het uitrollen en aanschroeven der
slangen door den korporaal met N°'s. 1 tot 5 op de volgende wijze.
a. De zuigbuizen.
Terwijl de sergeant den sluitdop afschroeft, nemen N0'8.6 en 7 de einden
zuigbuis uit de balans. N°. 6 houdt daarna de eerste buis met de moer
schroef tegen de vaarschroef aan den bak en de sergeant draait met
behulp der ijzeren pin de moer vast. Daarna keert N°. 6 zich om en
