338
wordt. Onze tegenwoordige legerorganisatie kenmerkt zich o. a. door
de aanwezigheid van ueMbataljons en geheel zelfstandige tfe^ofbatal-
jons, welke laatsten elk een bepaald gedeelte van den archipel van
geoefende soldaten moeten voorzien.
De invoering van een kleiner-kalibergeweer bij één der veldbatal-
jons, zou dan ook tot de invoering van dat geweer bij het tot
aanvulling dienend depot leiden. En aangezien dit laatste ook tot com
pleteering van andere bataljons dient, zou de aanneming van zulk
een wapen du3 ook voor die andeie bataljons noodzakelijk worden.
Want het oefenen van de tot één en hetzelfde depot behoorende
recruten met twee verschillende geweren zou practisch ouuitvoerbaai
blijken te zijn.
Echter toonen de depots in vele gevallen geen voldoende capaciteit te
bezitten, zoodat de aanvulling van bataljons, die op oorlogscompleet moe
ten worden gebracht of te velde zijn, dikwerf aan andere troependeelen
wordt opgedragen.
Dit zou, bij de aanwezigheid eener tweeslachtige bewapening, al
weder eene nieuwe moeielijkheid in het leven roepen.
Het is een feit, dat menige Indische expeditie met succes bekroond
werd, niettegenstaande de beschikbare schietwapenen zeer achterlijk,
de geoefendheid der soldaten ontoereikend en de hulpmiddelen ge
brekkig waren. Heeft men eenmaal van dit feit kennisgenomen, dan
is men alras geneigd aan te nemen, dat het er bij ons minder op
aankomt, of alles zoo precies in orde is. Sommigen laten zich door
dit denkbeeld zelfs zóóver medeslepen, dat zij er hoegenaamd geen
bezwaren io zien, om officieren te velde te zenden als aanvoerders
van soldaten, wier spreektaal zij niet verstaan en wier geaardheid
zij in het geheel niet kennen. Zulke opvattingen zijn echter geheel
onjuist. Ter krachtige handhaving van ons gezag in dezen archipel
is het dringend noodig, dat ons Eeger in alle opzichten uitmuntend
zij. Het moet beter wezen dan een Europeesch leger, omdat het
bijna zonder tusschenpoozen van eenige beteekenis oorlog voert.
En, ten einde een groot moreel overwicht op den Inlandschen
vijand te verkrijgen, moet het geweldige slagen kunnen toebrengen
en daartoe, behalve door zoovele andere zaken, ook door eene voor-