346
ten hem in het rechte spoor terug te brengen, dat ziet men niet ge
schieden. Zoo zal hij al spoedig onherstelbaar verloren zijn. Hen,
die een open oog hebben in deze, vraag ik het, of de illusiën, die
zij zich nopeus kameraadschap en korpsgeest schepten, eer zij den
zoo vurig begeerden officiersstand intraden, door hunne ondervinding
in dit opzicht niet bitter zijn teleurgesteld.
Ik geloof te kunnen zeggen, dat mijne meening aangaande het be
staan dezer gebreken vrij algemeen gedeeld wordt. De hoofdoor
zaak echter wordt, naar mij voorkomt, op de verkeerde plaats ge
zocht. Ook ik weet wel, dat de vele verplaatsingen, waartoe de
Atjeh-oorlog aanleiding gaf, en de aanzienlijke vermeerdering van het
getal huwelijken, op de kameraadschap en den korpsgeest een hoogst
nadeeligen invloed oefenden, doch de voornaamste oorzaak zetelt el
ders die zetelt in de verkeerde begrippen, die omtrent kameraad
schap heerschen. Iedere chef moet doordrongen zijn van de onom-
stootelijke waarheid, dat hij de eerste oprechte kameraad behoort te
zijn in zijn officierskorps. Iedere chef moet beseffen, dat op hem
nog andere plichten rusten dan die eener strenge controle op de uit
oefening van dienstplichten. Moet ik feiten noemen? Moet ik wij
zen op het verschijnsel, dat in de laatste jaren de maatschappelijke
omgang tusschen chefs en ondergeschikte officieren grootendeels is
uitgedoofd, zoo niet geheel heeft opgehouden? Helaas! dat het ijs-
water en de overige vóórmaaltijddranken zoodanig in prijs zijn ge
stegen, dat zij tegenwoordig de receptiegelden geheel alleen absor-
beerenMen vergeve mij dit sarcasmeik had het noodig om
duidelijk te zijn. Maar ik waarschuw hen, aan wie de belangen van
het leger nog na ter harte gaan, neen sterker, wien eerlijkheid in
het den staat bewijzen van behoorlijk betaalde diensten nog 'n be
hoefte is; ik waarschuw hen voor de kwade gevolgen van toenemende
vermindering der kameraadschap in het officierskorpsdie gevolgen
zetelen dieper dan men oppervlakkig zoude denken. Waar de chef
het slechte voorbeeld geeft, zullen de anderen niet achterblijven en
spoedig zal de omgang in het officierskorps die tint van egoisme en
materialisme verkrijgen, die de Indische samenleving over het alge
meen kenmerkt. Met de kameraadschap zal de korpsgeest verdwijnen
en daarmede een der prikkels, die in den oorlog tot grootsche daden