350 om te dien opzichte een kijkje te nemen en inoet helaas verklaren, dat het met de bedoelde oefeniog erbarmelijk gesteld is. Dikwijls heb ik gedacht aan de treurige gevolgen, die zulk een toestand moet na zich sleepen, indien ons leger eens te strijden kreeg met eene goed geoefende geregelde krijgsmacht. Voorwaar eene bedroevende conclusie voor een leger, welks bataljons voortdurend op oorlogssterkte zijn, en dat uitsluitend is samengesteld uit vrijwilligers met zesjarigen diensteen leger dus, welks oefening niets te wenschen behoeft over te laten. Hoewel ik niet twijfel aan zeer gunstige uitzonderingen, zag ik nimmer een velddienst- of gevechtsoefening voorafgaan of volgen door eene behoorlijke bespreking en toch hierdoor verkrijgt de practische oefening haar grootste nut. Eene uitvoerige bespreking met behulp van de kaart op eene wetenschappelijke vereeniging spoedig na ge houden velddienst- en gevechtsoefeningen is voor den officier van groot belang. Ook behooren in het begin van het jaargetijde dier oefeningen, deze door eene korte aanwijzing in algemeene trekken te worden voorafgegaan, dit is vooral geschikt om de leidende gedachte te bepalen. Waarom toch worden deze hoogst nuttige hulpmiddelen zoo weinig aangewend? Door ze ongebruikt te lateD, zullen ook de oefeningen zelf niet het gewenschte nut kunnen afwerpen. Men zal handelen zonder bepaald doel en alzoo de meest scheeve voorstellingen van de werkelijkheid verkrijgen. Die voorafgaande of volgende be sprekingen met behulp van de kaart zijn ook zeer nuttig om den officier te leeren kaartlezen en zijne terreinkennis te vermeerderen. Ook daarmede is het nog slecht gesteld evenals met het snel ver vaardigen van schetsen op het terrein en met het opmaken van ge vechtsrapporten. Ik kan verzekeren, dat ik van dat alles vrij algemeen treurige bewijzen zag en behoef voorzeker niet te wijzen op de gevolgen, die het gemis dier bekwaamheden moet hebben, indien hare exploitatie eens ernstig mocht noodig worden. Ik wensch nu in deze zaak niet verder door te dringen. In het vervolg van dit opstel zal ik het middel aangeven, dat naar mijne meening op afdoende wijze verbetering kan aanbrengen. Thans nog alleen dit: de invoering van de betrekking van Chef der Infanterie zal ook hierin weder op krachtige wijze kunnen te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 365