854
van groot belang is; de garnizoensplaatsen van de brigade mogen
echter niet zoover uiteenliggen, dat de onmiddellijke leiding door
haar bevelhebber schade zou lijdenhoogstens mag haar Artillerie
en Cavalerie iets meer verwijderd zijn, indien dit financieel voordeelig
is, omdat de brigadecommandant toch geen bemoeienis heeft met de
elementaire oefening dier wapens, zooals straks zal blijken.
Ten aanzien van de standplaatsen, die aan de vier brigades moeten
worden aangewezen, kunnen hier geene bepaalde aanwijzingen gedaan
worden; te dien opzichte in beschouwingen te willen treden zou eene
groote uitbreiding van dit opstel noodig maken en toch nog weinig
vruchtbaar zijn. Genoeg zij het te zeggen, dat de keuze der stand
plaatsen, die aan de vier brigades moeten worden toegewezen, berusten
moeten op politieke, financieele, strategische en tactische overwegingen
verder, dat zich 1 brigade in de le, 1 in de 3e en 2 in de 2de militaire
afdeeling moeten bevinden en bovendien, dat om een voorbeeld te
noemen Magelang de standplaats behoort te zijn van een harer,
omdat afgescheiden van andere redenen daar reeds een uitgebreid
kampement aanwezig is.
Aangaande de oefening het volgendede brigadecommandant is
reeds in tijd van vrede de zelfstandige chef, zoowel administratief
als tactisch, van de Infanterie zijner brigade; de verhouding wordt
ongeveer als die in Nederland van de bataljons tot den regiments
commandant daarmede verliezen de bataljonscommandanten een
groot deel hunner tegenwoordige onafhankelijheid, De oefening der
Infanterie staat in haar geheel onder de leiding van den brigade
commandant.
De brigadecommandant heeft volstrekt geene bemoeienis met de
elementaire oefening en de administratie van de brigade-cavalerie en
-artillerie. Dit alles moet 'overgelaten worden aan autoriteiten, die
tot het wapen behooren, onder wier bevelen zoo noodig ook meerdere
eskadrons of batterijen vereenigd kunnen worden, om cavalerie- of
artillerie-oefeningen op groote schaal te houden.
Een bepaald gedeelte van het jaar, tusschen 1 September en
1 November b. v. moeten de brigade-cavalerie en -artillerie op iedere
aanvraag ter beschikking zijn van den brigadecommandant tot het
houden van velddienst- en gevechtsoefeningen in het groot met