355 gecombineerde troepen; daarbij behoort dan zelfs een detachement genielroepen te worden ingedeeld, hetgeen ook voor deze van groot belang is. Zijn de brigades door deze oefeningen voorbereid, dan kunnen nu en dan, hetzij jaarlijks, hetzij bij grootere tusschenpoozen, onder de leiding van den opperbevelhebber van het veldleger oefeningen gehouden worden met meer brigades gelijktijdig. Zelfs verdient het aanbeveling eene enkele maal eene groote onderstelling te doen uit voeren door de beide brigades op Midden-Java aan de eene zijde en de Wester- of Ooster-brigade aan de andere zijdede spoorweg, die tegenwoordig bijna geheel Java doorsnijdt, waardoor de marschen aan zienlijk bekort kunnen worden, geeft daartoe eene schoone gelegenheid. Zulke bewegingsmanoeuvres, waarbij de oorlog kan worden nagebootst, zooals die zich in de binnenlanden van Java zal kunnen voordoen, hebben oneindig meer nut dan manoeuvres in eene beperkte landstreek hierbij immers dragen de oefeningen een geheel eenvormig karakter. Ook is het zeer aan te bevelen, om eene enkele maal door een der brigades eene landing te doen uitvoeren op de kust eener afdeeling, waarin eene andere briga.de gevestigd is; daarbij moet dan ondersteld worden, dat de landing gelukt, en dat de gelande troepen verder het binnenland indringen om ten slotte de gekozen hoofdstelling des verdedigers aan te vallen. Ik behoef voorzeker niet te wijzen op het nut, dat aan eene beoefening van het in-en ontschepen van troepen verbonden is, alsook aan de regeling der verpleging in haar geheelen omvang bij bewegingsmanoeuvres. Zonder zulk eene voorafgaande beoefening zal het ons zeer moeielijk vallen met succes eenen oorlog te voeren tegen eene geregelde krijgsmacht, die geslaagd is, Java binnen te dringen. Geen hoofdofficier wordt tot een gewestelijk commando geroepen, tenzij zijne geschiktheid, om als brigadecommandant op te treden, gebleken zij. Iedere brigade zal zoo mogelijk 2 bataljons van 2 Europeesche en 2 Amboneesche of Inlandsche en 2 bataljons van 1 Europeesche en 3 Inlandsche compagnieën behooren te tellen. De sterkte der compagnie is te gering; zij zal vermeerde moeten worden tot 180 minderen; met de tegenwoordige sterkte zullen de compagnieën in oorlogstijd spoedig te klein zijn. Voor een deel wordt de hieruit voortvloeiende Dl. I, 1889. 9o

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 370