376
„bij den om het lijf bevestigden gordel de plaat aan den linkerkant
„moet komen; daarna wordt de stiftpassant over het einde van den
„riem gebracht en dat einde over het ronde gedeelte van dezen pas-
„sant tusschen de stift der plaat en het tegen de plaat liggend ge
deelte van den riem gestoken; de dubbel gevouwen riem wordt te-
„ruggetrokken, tot de vouw met den stiftpassant tegen de vaste stift
„sluit; daarna wordt het einde van den riem door den lederen pas-
„sant opgesloten. Bij den om het lijf bevestigden gordel behoort de
„stiftpassant dus onder de gordelplaat verborgen en niet tot het vast
baken van den gordel gebezigd te zijn
Wanneer een korporaal met deze verklaring de onderwerpelijke
zaak aan een recruut zou trachten duidelijk te maken, dan geloof ik
dat hij niet spoedig zou slagen. Maar waartoe bij al het lederwerk
dien langen omhaal? Zulke verklaringen worden in de kazerne nim
mer gegeven.
Wil de korporaal aan een zijner recruten leeren hoe hij de plaat
aan den gordel moet bevestigen, dan neemt hij die voorwerpen in
de hand en zegt: kijk) eerst zoo, en dan zoo en dan zoo
een beetje en dan zoooo, zoo; zie zoo, nou jij. Aan die vele
beschrijvingen, waardoor het boekje een onnoodigen omvang heeft
verkregen, heeft men letterlijk niets. Toen ik de hier geciteerde
de eerste maal had gelezen, begreep ik haar niet; de tweede maal
nog niet en de derde keer heelemaal niet. Mocht die koppelplaat
bevestiging inderdaad zoo ingewikkeld zijn, als men uit de beschrij
ving moet opmaken, dan wordt het hoog tijd haar een weinig te
vereenvoudigen. Men mag nu, van deze onderafdeeling afstappende,
dat naturalistisch rafelen afkeuren, de wenschelijkheid betwisten om
in de voorschriften voor den troep van ieder stuk lederwerk als het
ware een bestek te gevendie onnoodige gerektheid zal aan de
bruikbaarheid van dit reglement geen afbreuk doen, als de instructeurs
het kader er maar voor waarschuwen die weinig beteekenende
paragrafen over te slaan, en als men er maar zeker van kan zijn
ik ben daar niet geheel gerust op dat men door „een grondige
kennis van dit voorschrift" in de Inleiding niet den eisch bedoeld
heeft, die onbeduidende omschrijvingen te kunnen opzeggen en
vermelden. Er blijft dan wel is waar nog de vraag over, wat men