377 er dan wèl mede bedoeld beeft, maar die vraag is dan van minder belang. De „uitrusting welke per groep en per sectie wordt verstrekt" wordt met een zelfde zorgvuldigheid beschreven. Omdat bij het toebehooren van het geweer vermeld is, dat de exercitiepatroon „alleen in het garnizoen" tot de uitrusting van den man behoort, kan uit het weglaten van deze bijzondere aanwijzing alhier, besloten worden, dat de drijfhamer, drijver, loopfrisscher en hulzentrekker te velde per groep worden medegenomen. De pompstokken worden bij het te velde trekken 94) ingeleverd. Het voorschrift laat ons omtrent de meeste der genoemde voorwerpen in het onzekere, hoe zij zullen worden gedragen. Bij het „uiteennemen en ineenzetten" van het geweer was het overbodig voor te schrijven, dat de beugel en eerst daarna de trekkerplaat zou worden afgenomen. Merkt men terloops op dat dit hoofdstukje in een zesregelige alinea voorschrijft hoe het wil, dat de schroevedraaier bij het gebruik zal worden vastgehouden, dan heeft men overigens daarmede den maatstaf der nauwgezetheid, waarmede het uiteennemen en in elkander zetten van het geweer is behandeld. Een opmerking zij mij daarop nog geoorloofd. Het voorschrift zegt: „De geleider en de haan worden niet uiteengenomen, nadat zij van het geweer zijn afgenomen". Het doel of nut van die uitsluiting heb ik niet kunnen ontdekken, terwijl ik tegen den vorm, waarin zij geschiedt, een bezwaar heb. Het houdt nl. verband met den eisch, dat men in reglementen iedere negatieve bepaling met zorg moet vermijden, wanneer men met eene positieve hetzelfde resultaat zou kunnen verkrijgen. Het is, ik erken het, slechts een luttelheid, een vormquaestie, maar toch belangrijk genoeg haar opnieuw te vermelden. Ik zal natuurlijk niet bij de schier ontelbare malen, dat tegen dezen vorm in de onderhavige voor schriften gezondigd wordt, telkens stilstaanmaar eens en vooral vergunne men mij te releveeren, dat wanneer men in voorschriften wilde mededeelen wat niet moet gebeuren, men het einde kwalijk bereiken zou. In reglementen, dooraderd met negatieve bepalingen, besluit de spitsvondigheid op eenige plaats uit het gemis van een negatief voorschrift niet geheel ten onrechte tot de bedoeling va

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 392