381 bestuur de slotborstels zelf verstrekt in het voorschrift van 1878 kwam er een teekening van voor en het haar van borstels, zelfs in de weelderigste klimaten niet pleegt te groeien, zoo schijnt deze bepaling van het legerbestuur een private notitie voor dat be stuur zelf te zijn. Aan het eind van deze afdeeling gekomen, mag ik haar niet af sluiten zonder de vorenstaande opmerkingen nog eens te overzien in hun geheel en ze met een paar woorden toe te lichten. Zeide ik in het begin, dat de arbeid aan deze afdeeling ten koste gelegd, niet moest worden onderschatmen zal mij aanstonds toegeven, dat de opmerkingen, die ik meende te moeten maken, voor een goed deel slechts den vorm betroffen. De afdeeling zou er m. i. bij gewonnen hebben, indien zij in stede van tachtig, een veertig bladzijden besloeg. De waarlijk practische wenken en dikwijls uitnemende behandeling van enkele onderwerpen zouden bij hen, voor wie dat boekje be stemd is, levendiger en helderder in den geest zijn gevloeid; zij zouden door de practjjk met beter geloof aan de nuttigheid daarvan zijn nagekomen, indien eene zucht om alles te willen regelen en overal het hare van te willen zeggen, zich wat minder sprekend had doen gelden. Het komt mij voor, dat door de behandeling aan de bevatte lijkheid van het Indische kader op onvoldoende wijze is recht weder varen. Honderdmaal kan men neerschrijven hoe de soldaat bij het wisschen van den loop den pompstok moet vasthouden (3e al. 40) honderdmaal kan men hem bij theorieën voorpraten hoe de reglemen taire behandeling van den schroevendraaier is, die meent er iets nuttigs mede te bereiken, bedriegt zich. Ieder soldaat doet dat op zijn eigen, goede wijze. Ik hoop, dat de belofte, redactie en vorm in het verdere buiten bespreking te zullen laten, in staat zal zijn den lezer met mijne verhan deling der beide voorschriften te verzoenen. Kan deze mij moeilijk erkentelijk zijn voor hetgeen ik tot dusverre gaf, hij zal mij dankbaar willen wezen voor hetgeen ik mij nu uitsluitend tot het wezen be palende hem verder zal sparen. Ik stap dan van deze afdeeling af; niet dat ik aanspraak zou willen maken op iedere onjuistheid in de redactie den vinger te hebben geplaatst. Integendeel. Yeel ging ik zonder te wijzen voorbij. Werd niet in 17 van „het openen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 396