383 geen beslissend argument. In de opmerking „Het schijfje vilt dient om, tusschen de buskruitlading en den vetprop ingebracht, de aan raking van het buskruit met het vet te voorkomen" wordt beweeg reden en gevolg met elkaar verward. Uit deze bepaling zou volgen, dat een schijfje vilt overbodig was, waar de inwendige vetting niet wordt toegepast. Dit is geenszins het geval. Het vilt dient minder nog tot afsluiting van lucht, dan wel van vocht; dit is de beweeg reden van het aanwenden ervanhet gevolg is de afscheiding van kruit en vet. Of de kogel van gegoten of geperst lood vervaardigd wordt, daaromtrent laat het reglement ons in het onzekere. Het laatste levert meer waarborg op voor homogeniteit. De munitie wordt overigens zeer nauwkeurig en uitvoerig be handeld. Eigenlijk uitvoeriger, dan voor onderofficieren, naar het schijnt, wenschelijk is. In een paragraaf: „Voornaamste gegevens betreffende de wapening en de munitie", die met het oog op de vele voorname gege vens, die voorafgingen, wel wat weidsch getiteld is, worden niet zonder uitvoerigheid de afmetingen of de gewichten der deelen en onderdeden vermeld. Achtereenvolgens die van het geweer en de patroon, het kap- en zaagmes, de lederwerken, de trom, en den hoorn. Deze opgaven worden besloten met die van het to taal gewicht der wapening van den soldaat, korporaal, sergeant, tam boer en hoornblazer. Merk ik nog op, dat deze kolommen uit een vijftig tot in ml. en grammen nauwkeurige getallen bestaan mijn vrees voor „grondige kennis" is groot en dat de drijfhamer, drij ver en loopfrisscher volgens het voorschrift o. a. 0.247 KG. wegen en dat de trom in de paragraaf wordt aangeduid met den naam van „slaginstrument", dan komt men er onwillekeurig toe ook naar het gewicht van dit boekje zelf te informeeren. Dit gewicht ten slotte is mijn grootste bezwaar. Naast het weinige noodige, dat bij het kader van hun wapens en lederwerk theoretisch moet bekend zijn en over het geheel met veel zaakkennis is behandeld, werd in het breede uiteengezet, wat m. i. voldoende ware geweest slechts aan te duiden en meer nog, wat men als geheel overbodig met winst zou heb ben gemist. Ik mag herinneren aan een woord, dat Rembrandt eenmaal

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 398