897
paaldelijk met het doel, zich bij den rijksbestierder te vertoonen,
voor wien hij ook eenige geschenken had medegebracht. Het was
niet aan te nemen, dat de pasirah zich aan die afwijking der be
staande bepalingen op eigen gezag zou hebben schuldig gemaaktveeleer
was het te veronderstellen, dat hg door of namens den rijksbestierder
opgeroepen was. De pasirah had veel invloed in zijne marga; het
deelen van deze in den opstand kon alzoo bezwaarlijk buiten zijn
medeweten geschieden, doch hij, die geene bezwaren tegen het be
stuur kon hebben, aangezien zijne marga geenerlei diensten aan het
bestuur behoefde te bewijzen, zou geen reden tot opstand hebben,
indien hij niet aan een drang van elders gehoorzaamde.
De resident zond al wat hij missen kon 50 man infanterie
van Palembang naar La hat, om den militairen commandant in
staat te stellen, althans de gemeenschap met Moeara Emm open
te houden. En om voorloopig het dreigend gevaar het hoofd te
kunnen bieden, verzocht hij zijnen ambtgenoot, den resident en mili
tairen commandant van Bang ka, hem tijdelijk met 50 man bij
te staan.
Dit laatste was te meer noodig, omdat ook van Tebing Tinggi
weder onrustbarende tijdingen ontvangen werden. Hier was de be
staande gisting steeds onderhouden geworden door de verspreiding
van allerhande geruchten omtrent door het bestuur voorgenomen wraak
nemingen, o. a. dat alle lieden van Ampat Lawang, te Tebing
Tinggi komende, zouden worden gearresteerd. De opstandelingen
van Ampat Lawaug verzamelden zich nu weder te Oedjoeng
Ali; Radja Tiang Alam stelde zich opnieuw aan hun hoofd,
en schreef aan den tommonggong Astra di Radja, die aan den
civielen gezaghebber te Tebing Tinggi was toegevoegd, dat hij de
Europeanen niet zoo moest aanhangen als hij te Goenoeng Meraksa
had gedaan, want dat hij, Radja Tiang Alam, niet eigener
autoriteit, maar ingevolge bevelen van Palembang handelde.
„Het lijdt geen twijfel" schreef De B rauw „dat hiermede de
„rijksbestierder bedoeld is; en zonder nu aan te nemen dat deze de
„handelingen van Radja Tiang Alam bestuurt (hoeveel waar
schijnlijkheid hiervoor ook bestaat), is het toch een bewijs dat de
„rijkbestierder, hoewel gouvernements ambtenaar, door de bevolking