400
„Ik houd mij overtuigd dat bij U een te hoog besef bestaat van
Uwe verplichtingen jegens het Gouvernement, dat U zoo ten volle
zijn vertrouwen schenkt, en van de groote verantwoordelijkheid die
op U rust, om hiervoor in ernst te vreezen. Niettemin heb ik het
dienstig geacht, U met mijne zienswijze en verwachtingen bij deze
gelegenheid bekend te maken.
„De bedoeling is, den rijksbestierder bij zijne aankomst op Java
in de gelegenheid te stellen op eene voegzame en met den rang, wel
ken hij bekleed heeft, overeenkomstige wijze te doen leven in het
hem als verblijfplaats aan te wijzen oord, zijnde Krawang daartoe
bestemd. Hoezeer het wellicht nuttig zal zijn hem niet dadelijk bekend te
maken met zijn aanstaand verblijf, komt het evenwel raadzaam voor
dat hem al dadelijk wordt medegedeeld dat het Gouvernement geneigd
is op eene onbekrompen wijze in zijne behoeften te voorzien, of hem
een billijk pensioen toe te leggen, en dat ook voor zijne zonen zal
worden gezorgd.
„Mocht hij, met de zijnen, kunnen worden overgehaald zich vrij
willig in te schepen, veel voorzeker ware daardoor gewonnen. Ik
twijfel niet, of daartoe zullen pogingen door U worden aangewend
„Voor het tegenwoordige heb ik U geene verdere instructiën te
geven, doch moet ik de leiding der zaken in het Palembangsche
geheel aan Uw goed beleid en doorzicht overlaten."
Den 22en Augustus kwam de beslissing der Regeering ter kennis
van den resident; op dien datum kwamen twee, den 24en nog eene
compagnie infanterie te Palembang aan. Onmiddellijk werden nu
voorbereidende maatregelen genomen om aan het besluit ten opzichte
van den rijksbestierder gevolg te geven.
Zr. Ms. stoomschip Ardj oen o ankerde vóór het residentiehuis;
er ook die daarmede te lang toefden. En men vergete daarbij vooral niet, in hoever
zij gebonden waren door bevelen der Regeering! Speciaal voor Palembang was
het hier bedoeld verwijt misplaatst; juist de militaire residenten (Buschkens en
De Koek) waren niet geneigd „het zwaard te tiekken", wel de civiele resident
Steinmetz, en De Brauw was van meening, dat „het een geluk is geweest dat hij
„dat gedaan had", dat „hij verstandig en volgens plichtgevoel handelde door geene lijdelijk
„houding aan te nemen en de maatregelen te treffen welke binnen zijne macht lagen"
(missive van 12 Augustus 1851 la. D 18 geheim).