402 Dat zijne verwijdering op de Inlandsche bevolking der hoofdplaats een diepen indruk maakte, ligt voor de hand, doch de rust werd daardoor niet verstoord. Als gewoonlijk tegenover onschadelijk gemaakte Inlandsche grooten was de regeering niet karig voor den gewezen rijksbestierderterwijl De B rauw meende dat „minstens" een onderstand van 350 's maamds noodig zou zijn en Me is vroeger het cijfer van f 500 genoemd had, kende de Indische regeering, bij besluit van 8 November 1851 N°. 7, hem een onderstand toe van f 1000 per maand, alzoo gelijk aan zijn vroegere bezoldiging. De beide zoons ontvingen ieder 50 's maands (1). Laat ons thans nagaan wat intusschen in de Palembangsche bin- neulanden voorviel. In de eerste dagen van Augustus bleven de zaken daar in statu quo; werd er niet openlijk verzet gepredikt, des te meer geschiedde dat heimelijk. Het van Palembang gezonden detachement Van 50 man kwam den 3on Augustus te Lahat aan; deze versterking deed het vertrouwen, schijnbaar althans, eenigszins herleven. Maar den 12ett Augustus 1851 maakte eene bende van 150 lieden uit Ampat Law an g zich plotseling meester van de doesoen Ran t a u Tenang, in de nabijheid van Tebing Tinggi. Zij versterkte zich daar, en de militaire commandant van Tebing Tinggi achtte zich, ofschoon hij, na aftrek van de zieken, ruim 200 man onder de wapens kon brengen, niet sterk genoeg om haar te verdrijven. Dit maakte een voor ons zeer nadeeligen indruk, die weinige dagen later nog verstrekt werd door de volgende gebeurtenis. De 2° luitenant L. Uil man, belast met de opneming der resi dentie, was in het laatst vau Juli te Moeara Klingi aangekomen, met het doel, vandaar over Moeara Bliti naar Tebing Tinggi te gaan. De civiele gezaghebber, tevens militaire commandant van deze plaats, raadde hem toen, daar de weg niet veilig genoeg was, dien tocht af, dochonbegrijpelijk genoeg- scheen hij de zaken (1) Toen het duidelijk gebleken was dat de rijksbestierder gemsenschap hield met Palembang, werd hjj in 1853 (Ind. besl. van 14 Mei 1853 la. X) met zijn gevolg verwijderd naar P oor bo 1 inggo in Banjoemas, waarbij hij onder gestreng toezicht werd geplaatst.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 417