403 eenige dagen later meer te vertrouwen en schreef hij aan U11 m a n, dat deze zijne reis vervolgen kon, zooals dan ook langzaam (al op metende) geschiedde. Toen nu, den 12en Augustus, Rantau Te- nang door de opstandelingen bezet was, begreep de civiele gezag hebber en militaire commandant van Tebing Tinggi, dat de door tocht voor Ullman, die slechts eene dekking van 10 man bij zich had, te gevaarlijk washij zond alzoo in den vroegen ochtend van den 17cn, toen hij van Ullman vernomen had, dat deze van Mo ear a Kati naar Soeka Kaja marcheeren zou, een detachement van 25 man onder den Inlandschen 2en luitenant Sodiwongso, benevens het adjunct-divisiehoofd van Ampat Lawang met 10 pradjoerits, naar laatstgenoemde plaats, om daar de komst van Ullman af te wachten en met dezen officier gezamenlijk naar Tebing Tinggi terug te keeren. Van de aanstaande komst van luitenant Ullman te Moeara Saling (tusschen Moeara Kati en Soeka Kaja gelegen) had den de Ampat Lawangers kennis bekomen, en zij hadden daarop besloten hem daar op te lichten. Van den marsch van Sodiwongso en de zijnen was hun echter niets bekend. Op denzelfden dag, waarop deze Tebing Tinggi verliet, trok ook eene bende van cc. 200 Ampat Lawangers van Rantau Tenang in de richting van Moeara Saling op. Sodiwongso kwam tegen den middag te Soeka Kaja aaD, waar hij vrij goed door de be volking ontvangen werd; Ullman kwam dezen dag niet opdagen, maar was te Loeboe Besar (ten N. van Moeara Saling) ge bleven, omdat de daar ontvangen berichten niet gunstig waren en hij alzoo eerst nadere tijdingen van Tebing Tinggi wilde afwachten. De Ampat Lawangers vernamen onderweg dat zich te Soeka Kaja een detachement soldaten bevond, dat hun den weg Daar lui tenant Ullman afsneed. Zij begonnen nu eenige personen naar Soeka Kaja te zenden ter overbrenging van bedreigingen aan het adjunct-divisiehoofd, die meende niet beter te kunnen doen dan eerst een stuk katoen, daarna zijne kris ten bewijze zijner vredelievende gezindheid aan de opstandelingen te zenden Deze werden daardoor overmoedig, en wisten het hoofd der doe soen tot hunne zijde over te halen. Dit hoofd kondigde tegen den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 422