404
avond een aanval der Ampat Lawangers aan, tengevolge waar
van het detachement zich eenigszins in de balei verschanste en den
ganschen nacht wakende doorbracht; er viel evenwel niets voor tot
dat het adjunct-divisiehoofd en de luitenant Sodiwongso zich door
het doesoenhoofd lieten overhalen, onder begunstiging van den nacht
de doesoen te verlaten.
Ten 4 ure 's ochtends trokken de soldaten en pradjoerits af; maar
nauwelijks hadden zij zich uit de doesoen verwijderd, of, ouder ge
roep van amok, werden zij van alle zijden besprongen. Het adjunct
divisiehoofd en de aanvoerder der pradjoerits lieten zich onmiddellijk
in de voorbijstroomende rivier vallen en redden zich door de vlucht
groote verwarring was hiervan het gevolg, en de helft van het de
tachement volgde in de paniek hun voorbeeld. Sodiwongso hield
zich echter met een 15-tal manschappen staande, sloeg zich door de
aanvallers heen en vereenigde zich, tegen 7 ure des ochtends, nabij
Moeara Saling met Uil man. Van het door het doesoenhoofd van
Soeka Kaja gepleegde verraad waren 10 man (soldaten en pradjoe
rits) het slachtoffer.
Uil man trok nu, met Sodiwongso en de zijnen, over Mo ear a
Kati (waar de pangeran hem niet durfde te ontvangen) naar Moeara
Bliti terug. Ook hier wilde men hem doen vertrekken, doch hij
verklaarde eerst den volgenden ochtend verder te zullen gaanmocht
hij binnen de doesoen worden aangevallen, dan zou hij deze in den brand
steken. De nacht ging nu rustig voorbij, en den volgenden dag
(19 Augustus) zakte hij de rivier af naar Moeara Klingi.
Deze gebeurtenis had een noodlottigen invloed; onmiddellijk breidde
zich de opstand ten N. van Tebing Tinggi tot Moeara Bliti
uit, en verscheidene Palembangsche kooplieden werden daar geplunderd.
De muitelingen, die Tebing Tinggi tot dusver nog niet hadden
durven naderen, kwamen nu (20 Augustus) zoo dicht bij onze ver
sterking, dat zij door eenen uitval, onder den 2en luitenant J. B. du
Puy de Montbrun moesten worden verdreven; bij deze gelegen
heid sneuvelde een soldaat. De koelies van de marga Boel an Ten-
gah liepen dezen en den volgenden dag allen weg, en reeds den 22en
Augustus drong een bende Ampat Lawangers totTambangau,
de verblijfplaats van den pasirah van Boelan Tengah soekoe Oe-