408
voordeel, beide plaatsen te kunnen ontzetten in denzelfden tijd, dien
men noodig had om, langs de Moesi, Tebing T i n g g i te bereiken
maar het nadeel, dat de vijand inmiddels de Moesi afzakken en
den opstand meer naar Moeara Klingi en verder benedenwaarts
in de richting der hoofdplaats overbrengen kon.
Ging men daarentegen rechtstreeks naar TebingTinggien liet
men Lahat, waarmede de gemeenschap nu ook belemmering begon
te ondervinden, aan zijn lot over, dan zou de opstand zich ook,
langs de Lematang, in de richting van Palembang kunnen
uitbreiden, en ontstond er bovendien gevaar dat de onder Europeesch
toezicht staande boven-divisiën Ogan Oeloe en Komering Oe-
loe in den strijd betrokken werden; ja zelfs ook de beneden-divisiën,
Ogan Ilir en Komering Ilir, waaruit voornamelijk de voor de
expeditie benoodigde koelies moesten worden getrokken.
De minste kansen van ongeluk bood alzoo het opvaren van de
Lematang en de tocht over Lahat naar Tebing Tinggi aan,
en die tocht werd te meer raadzaam toen de resident, den 31™ Au
gustus, tijding van Lahat ontving dat de vijand bezig was, ter in
sluiting van dien post, bentings op te werpen.
Intusschen was nog, den 29en Augustus, de 4e compagnie van het
7e bataljon te Palembang aangekomen met Zr. M8. stoomschip
Ébna, hetwelk onmiddellijk naar Java werd teruggezonden met
het verzoek van De Brauw om nog twee compagnieën infanterie
met een hoofdofficier naar Palembang te zenden. „Ik vrees', zoo
schreef hij, „dat de operatiën lang zullen duren en men moet op alle
eventualiteiten voorbereid zijn, zal niet alles in eens bederven".
De Indische Begeering willigde dit verzoek onmiddellijk in; den
10en September vertrokken nog 2 compagnieën van het 7e bataljon,
onder bevel van den majoor L. Pi son, met Zr. Ms. stoomschepen
Borneo en Surinamevan Batavia naar Palembang; zij kwa
men hier 5 dagen later aan.
VII.
Militaire bewegingen in September 1851. LahatTebing
Ting gi en Mo ear a Klingi ontzet
Den 31™ Augustus 1851 werden drie compagnieën infanterie, met 2 hand-