409 mortieren, de noodige munitie en levensmiddelen, berekend voor de be hoefte van eene maand, in een tachtigtal prauwen ingescheept. De vierde compagnie (den 29en te Palembang aangekomen) zou een paar dagen later per prauw naar Lorok, en verder overland-naar Lahat gaan. Tachtig prauwen, ofschoon eene aanzienlijke flottille uitmakende, waren eigenlijk voor de drie compagnieën niet voldoende, maar er waren niet meer beschikbaar geweest. De troepen waren er alzoo vrij nauw „geborgen" In den avond van f> September kwamen de troepen, met den resi dent en militairen commandant te Goenoeng Medang aan, waar deze verontrustende tijdingen van Lahat ontving. De doesoen Goe noeng Agoeng, benedenstrooms van Lahat gelegen, was na eene kleine schermutseling met de pradjoerits, door de muitelingen in be zit genomen en geplunderd, en daarna door het doesoenhoofd in brand gestoken; deze had bij het gevecht een zijner zonen verloren en zich met de vlucht gered naar Moeara Enim, waar de contro leur Yau den Bossche met 25 pradjoerits en 200 koelies, uit het district Enim, was aangekomen. Te Goenoeng Medang, waar zich nu de expeditionnaire troe pen bevonden, heerschte een goede geest; het divisiehoofd was daar met 130 koelies uit Lematang Ilir, benevens nog een paar hon derd antaransaanwezig. De Brauw besloot nu, om des te spoediger Lahat te kunnen bereiken, hier de reis per prauw te staken naarmate toch de stroom sterker werd, kwamen de prauwen langzamer vooruit, en de toestand in den omtrek van Lahat gebood haast. Den 7en September werden de troepen alzoo ontscheept, en werden levensmiddelen voor 5 dagen gereed gemaakt om overland medege voerd te worden; de rest zou met de prauwen verder vervoerd worden. In den avond van dezen dag marcheerde de colonne tot Penangiran, eene bijzonder schoone doesoen, grootendeels uit planken huizen, met pannen dekking, bestaande. Den 8en werd de marsch over Oedjong Mas voortgezet, doch de warmte was zoo hevig dat troepen en koelies langs den weg nedervielen en een Europeesch onderofficier bezweek. Eindelijk, tegen den avond, kwam men buitengewoon afgemat te Moeara Enim

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 428