412 gnieën met de bagage halt hielden, rukte de derde, met de pradjoerits en de artillerie, op om den vijand vandaar te verdrijven. Deze wachtte echter den aanval niet af en nam, na eenige schoten te hebben gelost, de vlucht. Een bamboe kampement van de opstan delingen, achter de versterking gelegen, werd verbrand, en de ben- ting-zelve vernield. Nadat de nacht te Karang Dalem was doorgebracht, rukte de colonne den volgenden dag (14 September) over Loeboe Lepang (de hoofddoesoen der marga Goemai Lembah), Tandjong Siri en Tandjong Mo el ah naar Poeloe Pinang, zonder eenige vijandelijke ontmoeting. Poeloe Pinang, de laatste doesoen der marga, bestond uit twee gedeelten, waarvan het eene laag, het andere, bij wijze van citadel zwaar versterkt, op eene hoogte gelegen was. Hier werd halt gehouden, om de gevluchte bewoners der marga te kunnen doen weten dat hun, wanneer zij terugkeerden, geen leed zou geschieden. In den namiddag kwamen vele hoofden van Goe- mai Oeloe, en ook van Semidang aan, vergiffenis srneekende en het sparen hunner doesoens verzoekende. De Bra uw wilde zooveel mogelijk met toegevendheid te werk gaan, zoowel om de bevolking niet van ons gezag aikeerig te maken, als om haar te toonen dat zij de bemiddeling van den rijksbestier der niet behoefde om goedertierenheid te ondervinden. Hij gaf alzoo te kennen dat alle doesoens, die zich onderwierpen, niets van ons te vreezen hadden, met uitzondering alleen van T a n d j o e n g A u e r, de verblijfplaats van Bad jan, waar het vuur van den opstand was aangestookt. Yan zijne aanwezigheid te Poeloe Pinang maakte hij voorts gebruik om, door zendelingen, aan den pangeran tommonggong van Pasoemah te doen weten dat hij zijne onderhoorigen, waarvan zich verscheidenen bij de opstandelingen hadden gevoegd, moest terug roepen. Yoorts werden de pasirah's der omringende marga's, met name die van Pagar Goenoeng, opgeroepen om voor den resident te verschijnen; allen, met uitzondering van dien van Goemai Lem bah, voldeden onmiddellijk aan dat bevel. Ten einde den rug der colonne althans eenigszins te verzekeren, werd een der volgelingen van den controleur Yan den Bossche

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 431