413 met eene kleine Inlandsche macht, in het hooge gedeelte van Poeloe Pinang achtergelaten. Bedoelde volgeling was hier vroeger han delaar geweest en had daardoor eenigen invloed; hij kreeg last, onderhandelingen met de gevluchte hoofden aan te knoopen. In den vroegen morgen van 15 September werd nu de marsch naar T a n d j o e n g A u e r, in de marga S e m i d a n g, voortgezet. Tegen 11 uur voor den middag kwam de colonne in het gezicht van die ver sterkte en bezette plaats; zij was daarvan door een vrij diep en steil ravijn gescheiden. Eene Inlandsche compagnie onder kapitein H. Schwenk, door majoor Meiss begeleid, trok de doesoen langs de Zuidoost-zijde, eene andere, onder kapitein J. W. Campbell, met de pradjoerits, langs de Zuidwest-zijde om. De handmortieren werden in het front van s vijands stelling op 700 pas opgesteld; gedurende de omtrek king werd daaruit met granaten gevuurd. De omtrekking gelukte volkomen, want voordat zij nog voltooid was, nam de vijand de vlucht; de doesoen werd daarop binnenge trokken en in de asch gelegd. De colonne vereenigde zich vervolgens in de nabij gelegen, doch tot Goemai Oeloe behoorende doesoen Tinggi Hari. Het doel van den tocht was nu bereikt, maar De Br au w achtte het wenschelijk, nog een dag hier te blijven om de overige doesoens der marga Semidang te bezoeken. Zulks geschiedde, den 16on Sep tember, door twee compagnieënenkele schoten werden op deze gelost, overigens vielen geene vijandelijkheden voor. De Brauw overwoog nu, of het raadzaam zoude zijn den tocht nog tot aan de grenzen van Pasoemah uit te strekken, ten einde den depati Sindang, die, ofschoon thans niet rechtstreeks in den opstand betrokken, zich meermalen vijandig had betoond, een bezoek te brengen; doch hij moest van zijn voornemen afzien tengevolge van de ontvangst van ongunstige tijdingen van Palembang. Den 17en marcheerde de colonne alzoo naar Poeloe Pinang, den 18en naar Lahat terug, waar zij de 4e compagnie van het 7e bataljon (kapitein J. G. Lindeman) aantrof. Deze compagnie had, gelijk wij reeds mededeelden, van Lorok af den weg overland gevolgd; zij was den 15en September te Lahat aangekomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 432