415 J. Gr. Paul, met 32 militairen van het garnizoensbataljon, be stemd tot versterking der posten Moeara Klinggi en Moeara Roep it, en verder met een konvooi levensmiddelen, geld, munitie, enz. voor deze plaatsen en voor TebingTinggi, vanPalembang uit de Moe si zou opvaren om den vijand te verdrijven, Moeara Klingi te ontzetten en, zoo mogelijk, tot Tebing Tinggi door te dringen. Paul en de zijnen stietten den 22en September nabij Kaj oe A roe op de muiters, die zich zoowel op den rechter- als op den linker oever verzameld hadden. Paul met een peloton op den rechter-, de 1° luitenant H. W. van O ij en met een peloton op den linker oever, dreven weldra den vijand voor zich uit. Den volgenden dag ging men verder opwaarts; tot dekking dei- prauwen marcheerde een deel der troepen overland, en zonder vijandelijkheden namen deze bezit van Sekajoe. In den namiddag kwam de vijand, zoowel van de landzijde als, met prauwen, van do rivierzijde opzetten en viel hij het konvooi en de troepen aan, doch met een voor hem allernadeeligst gevolg; zijne prauwen vielen in onze handen en vele muiters, waaronder hun aanvoerder, een van Moeara Kompeh ontvlucht misdadiger, verloren het leven. De le luitenant Van Oijen werd bij deze gelegenheid zwaar gekwetst; overigens was slechts een soldaat gewond. Na kleine schermutselingen, waarbij een paar door de bewoners verlaten doesoens in brand gestoken werden, kwam Pau 1 den 3en Oct. te Moeara Klingi aan De door hem geslagen en verdreven vijand bad zich intusschen weder in zijnen rug verzameld en maakte de Beneden-Moe si onveilig. In het belang ook van de veiligheid der hoofdplaats vertrok daarop, den 29en September, de 1° luitenant J. C. W. Pr age r met den Inlandschen luitenant Sodiwongso en 50 militairen om, de Moe si op en neder varende, de daaraan wonende bevolking waar noodig te beschermen. De vijand hield zich eveuwel schuil, ook toen later de kapitein Paul zich weder eenigen tijd stroomafwaarts van Mo e a r a Klingi ophield. Maar wel vernam men dat de muiters grooten schrik onder de bevolking verspreidden; den 27cn waren de bewoners der doesoens Prioek en Te lok Kedjing vluchtende te Rant au

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 434