417 Juli derwaarts waren gezonden, en 2 handmortieren; met de com pagnie, die binnen weinige dagen komen zoude, was men dan te La- ha' sterk genoeg om de meest dringende zaken te kunnen regelen. Met al de aanwezige expeditionnaire troepen werd alzoo, den 21en, de tocht naar Tebing Tinggi aanvaard. Dat de vijand zich te Boengamaas verzameld had en ons daar atwachtte, was voor de onzen ongunstig. Die plaats toch was het eerste rustpunt na een marsch van 20 a 24 palen, en vóór Boen gamaas was geen plek te vinden, waar de nacht zou kunnen worden dooi gebracht. Men zou dus, na een vermoeienden marsch, nog ver plicht zijn eenen vrij sterken vijand te verdrijven om nog vóór het invallen van den nacht te Boengamaas te zijn. Om dit mogelijk te maken, marcheerden de troepen reeds des ochtends ten 3 ure af. De colonne had in 't geheel over niet meer dan 840 koelies te be schikken; om voor vijf dagen vivres te kunnen medevoeren, was het alzoo noodig dat de manschappen zeiven voor twee dagen rijst droe gen. De marsch ging vrij langzaameerst door de volslagen dui sternis in het bosch, later door de groote hitte. Des namiddags ten 3 ure was men echter tot op een afstand van 2x/2 paal van Boen gamaas gevorderd, zonder nog iets van den vijand ontdekt te hebben. Hier was de weg, die door het bosch loopt, geheel versperd, ver mits al de boomen aan weerszijden van dien weg, over eene lengte van ruim 2 palen waren omgekapt. Slechts met de grootste moeite worstelde de colonne zich door die uitgestrekte verhakking heen, en het was inderdaad een geluk dat de vijand haar niet verdedigde. Tegen 41/2 uur was men aan het einde der verhakking gekomen en werd de voorhoede (eene Inlandsche compagnie) onder kapitein Campbell met geweer- en lillavuur begroet. Weldra zag men nu de vijandelijke versterking voor zich liggen: eene borstwering van boomstammen, 2 a 3 voet dik en 6 voet hoog met twee kleine flanken, welke voor de borstwering een kruisvuur brengen konden. De verschansing leunde aan weerszijden tegen een diep, zwaar begroeid en als 'c ware ontoegankelijk ravijn, zoodat zij voor directe omtrekking veilig was. De majoor Meiss, die zich bij de voorhoede ophield, meende hierom een stormaanval te moeten wagen, doch deze werd afgeslagen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 436