32 beurt tot het geheel zijner opvoeding bijnu is het de taak van den instructeur om uit deze bronnen de verschillende begrippen te putten, die vereenigd de onmisbare kennis zullen vormen voor ieder goed cavalerist. Zijn die bouwstoffen eenmaal verzameld, dan moeten ze nog gerangschikt wordenzij moeten worden voorgesteld in eene logische en opklimmende orde, in een eenvoudigen en gemakkelijk te begrijpen vorm; zij moeten, om tot den man door te dringen, toegan kelijk gemaakt worden voor het langzame, somtijds weerspannige be gripsvermogend. w. z. de theorieën moeten worden vertolkt of duidelijk gemaakt door instructieve handelingen. In de eischen, der cavalerie gesteld, heeft eene opklimmende veran dering plaats, waarbij, naast de eigenschappen van den schok, van de brutale, om zoo te zeggen, brekende kracht, andere zaken te voorschijn komen, en wel eigenschappen, die doorzicht, opmerkingsgeest en tact verraden, en zoodoende uit elkander loopende, bijna tegenovergestelde eischen doen ontstaan. Hieruit volgt, dat men in een ruiter twee duidelijk van elkander gescheiden hoedanigheden moet terugvinden: 1°. die van den ruiter in het gelid, die een sabel in het strijdgewoel aanbrengt2°. die van den afzonderlijken ruiter, die doorzicht en behendigheid voor den verkenningsdienst bezit; dus twee karakters: de soldaat en de partijganger. Het is aan den eenen kant noodig, dat, op het oogenblik dat men den cavalerist als éclaireur vooruitzendt, hij voldoende kennis bezitte om zich ergens heen te begeven, om op te merken en rapport uit te brengenhij moet hebben eene wilskracht, sterk genoeg om den zedelijken steun te kunnen missen, dien hij anders ontleent aan de tegenwoordigheid van een meerdere. Aan den anderen kant mogen de eigenschappen van den éclaireur geen afbreuk doen aan die van den strijder. Op het oogenblik van het gevecht moeten allen dien vrijen moed, als het ware die beredeneerde vermetelheid hebben, die hen met vastheid en met vuur, doch koelbloedig het gevaar te gemoet doet gaan. Het waarschijnlijke karakter der toekomstige oorlogen laat geen twijfel meer over omtrent de volgende stelling: „de overwinning zal aan die partij toebehooren, die van het begin des oorlogs af op zijn tegenstander het grootste en best voorbereide aantal troepen zal kunnen werpen". Het is dus zeker, dat de cavalerie door hare groote

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 43