435
„aan den zin daarvan ieta af te nemen of toe te voegen," en daar kan
men het mede eens zijn.
Gaan we ons nu rekenschap geven van de bepalingen, welke het
nieuwe voorschrift voor het practisch onderricht van den troep en
het daarvoor beschikbaar materiaal geeft, dan zal wellicht het een
voudigst zijn, den recruut te volgen, die overeenkomstig dit voor
schrift tot het schieten wordt voorbereid en opgeleid. "We zagen reeds,
wat trouwens van zelf spreekt, dat het schietonderricht geworteld is
op een stelselmatig voorbereidend oefenen. „De schietoefeningen
„kunnen geen voldoende vruchten afwerpen, indien niet de meeste
„zorg besteed wordt aan de voorbereiding, daarom moeten de voor
bereidende oefeningen stelselmatig ouderwezen worden en gaan zij
„het schieten naar de schijf vooraf."
Niettemin moeten ze later dikwijls herhaald worden. „Yoor het
„kader en de afgerichte manschappen zijn deze oefeningen een werk
zaam middel om de verkregen geoefendheid te onderhouden."
Wanneer de recruut bij de algemeene oefening in het 2 e artikel
van de 2e afdeeling der Recrutenschool overgaat, zal met het voor
bereidend schietonderricht een aanvang gemaakt worden.
Dit moet dagelijks plaats hebben. Zeer terecht zegt het voor
schrift, en met verstandige ruimte, „niet te lang achtereen"; „op den
„dag van het afexerceeren moeten de recruten de voorbereidende
oefeningen geheel doorloopen hebben en overtuigt zich de korps-
„commandant, dat zij daarin bedreven zijn-"
Eerst wordt beoefendhet richten en aftrekken met behulp
van den richtbok. Bij het materieel is in drie bladzijden eene m. i.
overbodige beschrijving van een richtbok gegeven in hoofd- en on-
derdeelen en met de uitvoerigheid, die deze voorschriften kenmerkt.
Aangezien de meeste lezers van dit reglement ten aanzien van deze
ontleedkundige les wel zullen overgaan tot de orde van den dag,
die zonder twijfel voor hen belangrijker zakeD zal medebrengen, dan
de hypervolledigheid in de vermelding van wat men het nieuwe van
het oude zou kunnen noemen, kan ook ik volstaan op deze en vol
gende omschrijvingen slechts uit de verte te wijzen. Dat men mij toch