446
kan dus den naam van den verbeteraar niet toevoegen aan dien van
den verdienstelijken ontwerper. Voor het individueele vuur zou,
volgens dit voorschrift althans, een baanlengte van 300 M. aan alle
eischen voldoen, terwijl ten behoeve van het gezamenlijke vuur één
der kogelvangers (hiervoor overigens zooveel doenlijk terreinruggen
te nemen) een bovenlengte van 45 M. bij een hoogte van 4 M. moet
hebben. In het midden wordt deze dan nog over een lengte van
10 M. tot 6 M. opgehoogd. Deze baan zal ook voor het individueel
vuur gebezigd worden en moet daarom van een waarnemingspunt
zijn voorzien, omdat de banen, waarop gelijktijdig individueel gescho
ten wordt, van elkaar minstens 20 M. afstand moeten hebben, zoo
had dit voorschrift de bovenlengte van den grooten kogelvanger van
zooeven slechts met 4 M. behoeven te vermeerderen, om daarin
tevens een kogelvanger voor drie schietstanden te hebbenmisschien
dat daardoor eenige arbeid uitgespaard ware, want al wil het voor
schrift zich hier slechts als leiddraad beschouwd zien en geeft 51
de vrijheid „een en ander naar plaatselijke omstandigheden te wij
zigen", ten aanzien van den monster-kogelvanger kent het geen par
don. In ieder garnizoen moet die voorhanden zijnen hij is dan
ook voor de gezamenlijke oefeningen onontbeerlijk.
Met het te bezigen schijvenmaterieel is men niet zoo spoedig op
gemeenzamen voet. Men wil wel moeite doen het overwegende
voordeel te ontdekken van zooveel verscheidenheid, maar men kan
niet altijd daarin slagen. In de negen oefeningen van de le schiet-
klasse wordt op niet minder dan vijf schijfsoorten geschoten. Mijn
slotsom is, dat dit wat veel is. Voor elke baan moet dan ook be
schikt kunnen worden overeen driemansschijf N°. 1, een dito N°. 2,
een figuurschijf, een kopschijf en een cirkelschijf. De vier eersten
heeten „tactische schijven", de vijfde de „schijf voor het juistheids
schot". Eene principieele tegenstelling kan de samensteller met
deze benamingen niet bedoeld hebben.
De ramen der schijven zijn van bamboe vervaardigd. De vier
eersten hebben een grondstrook. De driemansschijf N°'s. 1 en 2,
beide 1.5 M. breed, verschillen slechts in hoogte. De daarop aange
brachte figuren stellen respectievelijk drie knielende en drie staande
infanteristen voor en zijn hoog 1.10 en 1.60 M. De figuurschijf,