448
„worden gerekend als directe treffers". Er is geen mij bekende reden
om een aanslag als een treffer te rekenen, De meeste aanslagen
gaan over de schijf, vele zelfs over den kogelvanger. Moeten dit nu
treffers zijn? Misschien ben ik hier wat onbegrijpelijk en heeft de
ontwerper bedoeld, de aanslagen, welke in hun tweeden boog de schijf
treffen; maar die als treffer te rekenen voor het snelvuur wil ik
uitzondering makenacht ik even weinig aanbevelenswaardig. Aan
slagen worden, vooral binnen de luttele afstanden, waarop volgens
dit voorschrift individueel geoefend wordt, slechts veroorzaakt door
grove fouten in het richten of aftrekken, en het schijnt niet doel
matig op het rukken een premie te stellen. Aanslagen behooren ook
in Indië misschoten te zijn, gelijk elders. Maar het is, alsof de samen
steller van dit voorschrift er behagen in schept nu en dan eens het
tegengestelde neer te schrijven als dit zijn collega in het vaderland
deed; daar heeft men bijv. 93: „Het moet volstrekt geen regel zijn
op den kortsten afstand te beginnen".
Men weet, dat de banen 20 M. van elkander kunnen zijn, en 95
wil, dat het verschil in afstand, waarop op twee naast elkaar gelegen
banen geschoten wordt, niet grooter zij dan 50 M. Begint men nu
niet allen op den kortsten afstand, dan mag aan iedere schietoefening
wel eene conferentie van compagniescommandanten voorafgaan, op
dat al niet reeds bij den aanvang op eenige baan oponthoud ontsta,
en het is zelfs de vraag of onnoodige vertraging met zoo'n vóór-be
spreking wel is te voorkomen. Yan oponthoud sprekende, denk ik ook
aan 146. De samensteller motiveert zijn minutieus verlangen eenigs-
zins in 94.
„De scherpschutters schieten gewoonlijk onder de eersten".
De teedere zorg voor de scherpschutters van 94 zal waarschijnlijk
wel niet beletten, dat in de practijk op den kortsten afstand zal
worden aangevangen.
Ook in 96 schijnt mij het voorschrift in zijn bemoeiingen,
wat ijveriger dan wenschelijk ware geweest. Het zegt o. a.: „Op iedere
„baan is een luitenant met het onderricht belast". Ik geloof, dat de
minste compagniescommandanten den samensteller voor deze bepaling
dankbaar zullen wezen. Achtte deze laatste het noodig te beletten,
dat de compagniescommandant desgewild zich zelf met het onderricht