464 Bij al deze bewegingen en bij de gebeele oefening in het scher men, zooals die ook weer volgens dit voorschrift moet geleid worden, schijnt men er niet aan gedacht te hebben, dat in den regel het handgemeen worden plaats heeft in bedekt of oneffen ter rein, als de man niet in klein tenue en niet binnen het kampe ment is (zie 6). 39. 2°. „Den verkorten stoot, die voornamelijk gebruikt wordt, „wanneer de vijand te dicht opgedrongen is, dan wel zijn geweer of „wapen te hoog heeft opgelicht". Zooals uit 41 blijkt, wordt de verkorte stoot eigenlijk uitgevoerd in twee bewegingen1°. den halven uitval en het terugtrekken van het geweer, 2°. den stoot. Hoe vlug die bewegingen elkaar ook opvolgen, toch is de tegenpartij door de eerste gewaarschuwd en kan daarvan partij trekken. Daar verder bij een geoefend bajonetvechter de tegenpartij nimmer dichter kan opsluiten, dan tot aan de punt van de bajonet, in welk geval de voorwaartsche stoot probaat is, beter dan de verkorte, zou ik voor het „te dicht" opdringen van de tegenpartij den verkorten stoot reeds willen laten vervallen. Is het de tegenpartij gelukt door eene zij- en voorwaartsche be weging nog dichter op te sluiten, dan zal de bajonetvechter ver plicht zijn door eene vlugge uitwijking een meer voordeeligen stand in te nemen. Ik acht zelfs den minsten commentaar overbodig, om aan te toonen, dat voor het geval de tegenpartij zijn wapen, welk ook, te hoog heeft opgelicht, de voorwaartsche en niet de verkorte stoot moet toegebracht worden. Dat oplichten komt bij klewang en sabel met iederen slag voor; daarom noemde ik dat ook het oogenblik, waarop de bajonetvechter behoort uit te vallen. (Zie mijne aanteekening op 13.) Bij het trekken op geweer tegen sabel tusschen geoefende schermers kan hierop niet genoeg gewezen worden. Toen ik indertijd op verlangen van den toenmaligen majoor Pompe van Meerdervoort een concept-schermvoorschrift samenstelde, dat de algeheele en door mij zoo zeer gewaardeerde goedkeuring van ZHEG. wegdroeg, bleek mij duidelijk het doeltreffende van deze stelling. Dat was bij het 15c Bataljon te Kota Alam. Goed geoe fende meesters op de sabel waren huiverig met eenigszins gerou-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 483