467 eene partij licht zijn geweer te hoog op. De afstand tusschen de partijen is normaal, want anders zoude hierop gewezen zijn. Om nu die zwakke tegenpartij te treffen, zegt het schermvoorschrift, dat de andere zijn geweer „er onder" moet brengen, „een sprong voor waarts" doen en „een verkorten stoot" toebrengen. Behoef ik nog te zeggen, dat in de werkelijkheid ieder bajonet vechter in zoo'n geval den voorwaartschen stoot zal toebrengen? Zesde leslaatste alinea. „Ten slotte zij hierbij nog aangetee- „kend, dat de onderwijzer den leerling vooral opmerkzaam maakt op „de ongedekte oogenblikken van de tegenpartij, b. v. wanneer deze „te veel schijnstooten maakt" en nu komt het „als wanneer de leer ling vlug een stoot en uitval doet" enz„op dit laatste" zegt deze alinea „kan men den leerling nimmer genoeg opmerkzaam maken." Bravo, juist! Zoo is het ook. Doch hoe is dit te rijmen met 15, punt 2,le alinea, waar voorgeschreven staat, „dat elke partij „om de beurt aanvaller is", (zie mijne aanteekening aldaar). Lessen. Mijne aanteekeningen, tot hiertoe gemaakt, zijn gedeeltelijk ook van toepassing op de lessen, zoodat ik deze stilzwijgend kan voorbjj- gaan. Alleen zij hierbij nog aangeteekend, dat de werpstoot nimmer mag worden toegebracht in andere gevallen dan tegen den vijand te paard. Men vergete niet, dat gedurende den werpstoot het geweer, slechts met de rechterhand omvat, door een enkelen slag van de tegenpartij gemakkelijk op zijde te slaan is. C. Geweer tegen den sabelruiter. Men kan evengoed de snelheid van een sneltrein voorstellen door den sukkelenden gang van eene oude vrouw, als een sabelruiter in het gevecht door een onderwijzer op een vechtbank. Waar toch blijven op die wijze de twee grootste voordeelen van den bereden vijand, nl. de groote beweeglijkheid en de massa maal snelheid Ik schreef over dit onderwerp, dat de bajonet vechter, die goed geoefend is in den strijd tegen den met sabel of klewang gewapenden tegenstander te voet, ook zonder verdere oefening overwinnaar zal blijven in het gevecht met dien te paard. Ik acht die oefening daar om minder noodzakelijk, omdat een onderwijzer op eene verhevenheid

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 486