- 37
zich vooidoet is, of er meer zorg moet worden besteed aan de manège-
dressuur of aan de terrein-dressuur, m. a. w.moet de cavalerist
zich den pikeur of den sportsman tot voorbeeld nemen?
De militaire rijkunst zal aan beide datgene moeten ontleenen, wat kan
dienen tot het verkrijgen van paarden, die beurtelings in korte en snelle
gangen kunnen gereden worden, d. w. z. van paarden, die in evenwicht zijn.
Zonder afbieuk te doen aan de terrein-dressuur, zij men indachtig'
aan den regel in de africhtingskunst, die zegt, dat het volstrekt noodig
is, dat het paard, om zonder nadeel gedurende langen tijd zich in
snelle gangen te kunnen bewegen, vooraf korte gangen met juistheid
heeft leeren gaan. Er moet dus vermeden worden, dat zij of op de
voorhand èf op de achterhand loopenzij moeten zich licht en op
hun gemak bewegen; en, zijn hunne gangen eenmaal geregeld, dan
moeten zij gewend worden, om zoo te zeggen, alleen te loopen, zonder-
het onophoudelijk aanbrengen van de hulpen.
Hierdoor alleen wordt het paard gedwee, handelbaar, buigzaam en
gangvast, wat een krijgspaard ook zijn moet.
Is de terrein-dressuur verwaarloosd en heeft de manege-dressuur
de voorkeur gehad, dan is de verhouding verbroken en is het even
wicht met moeite te herstellen.
Een paard, dat met den hals recht vooruit loopt, beweegt zich niet
gemakkelijk in korte gangen, verslijt ontijdig de voorhand, zal licht
aanstooten en gemakkelijk struikelen, daar zijne stijfheid de achter-
beenen beletten de voorbeenen te hulp te komen. Het gewone oor
logsterrein en de vloer eener manege hebben niet de minste over
eenkomst en de lange galop, dien men moet trachten te verkrijgen
heeft niets gemeen met den wedrengalop, evenmin als de houding-
van den ruiter gelijkt op die van den jockey.
Het paard moet op geaccidenteerd terrein gemakkelijk galoppeereu,
daarbij niet te veel op het bit steunen en het hoofd niet te laag
dragen. Wat den ruiter aangaat, hij zou spoedig vermoeid zijn bij
een paard, dat hij, als het ware, in de armen moet houden, dat
moeilijk te besturen is en al het vertrouwen zal verloren gaan
wanneer hij de sabel moet trekken. Wanneer men dus de paarden
uit beginsel niet op de voorhand laat loopen, dan moet hun zelfs
belet worden dat zij dit uit eigen beweging doen.