496
bevolking was gevlucht. Hier werd het bivak betrokken, terwijl de
pradjoerits eenige rondes maakten in den omtreknu en dan viel
er een geweerschot van enkele muitelingen.
Den volgenden ochtend werd de doesoen in de asch gelegd en
werd de marseh naar Moelak Ilir vervolgd. Met kleine scher
mutselingen kwam de colonne in de nabijheid van de voornaamste
doesoen dezer marga, Loeboe Be tong, die tengevolge eener
omtrekkende beweging zonder verlies in onze handen viel. Hier
bleef de troep zes dagen lang bivakkeeren; verschillende kleine
nederzettingen van slecht volk werden vernield, waarbij herhaaldelijk
kleine vuurgevechten plaats hadden, maar een gedeelte der bevolking
onderwierp zich en keerde naar hare doesoens terug.
Den 5en October werd de marsch voortgezet naar de marga Goe-
mai Lembak, waar de bevolking in onderwerping kwam; den
6en trok de colonne door de afgebrande doesoen Goenoeng
Agoeng weder terug in de richting van Lahat, waar zij den 7en
aankwam. Yan den door haar verrichten tocht wordt getuigd dat
hij „eene goede uitwerking op het geheel uitoefende"alles keerde
in Lematang Oeloe „van lieverlede tot rust terug."
Er werdm thans toebereidselen gemaakt door de colonne te
T e b i n g T i n g g i om naar Am pat Lawang, door die te Lahat
om wanneer zij in Lematang Oeloe gemist kon worden naar
Kikim te trekken.
Doch de eerstbedoelde colonne was door het groot aantal zieken
zoodanig verzwakt, dat De Brauw het raadzaam oordeelde, te wach
ten op de aankomst van de compagnie van kapitein Paul, die, nu
de muiters tusschen P ale m bang en Moeara Klingi afgetrokken
waren, zijn tocht naar Tebing Tinggi zou kunnen voortzetten en
hier, naar gerekend werd, den 19en of 20en zou kunnen aankomen;
voorts was het aantal beschikbare koelies, door ziekte of desertie, op
500 verminderd; ook daarom was het wenschelijk op kapitein Paul
te wachten, daar deze 300 koelies meebrengen zou. Bovendien was de
weg tusschen Moeara Klingi en Te bi ng Ti nggi nog niet geheel
veilig; door hier nog te blijven, kon De Brauw eene compagnie
halverwege (tot Goenoeng Kembang) aan kapitein Paul te
gemoet zenden, ten einde hem zoo noodig te ondersteunen. En eindelijk