42
hunne paarden toonden de cavaleristen doordrongen te zijn van de
waarheid, dat zij niets zijn zonder hunne paarden.
Het paard van zijn kant zal in weinige dagen de kwade eigen
schappen verliezen, die het in het garnizoen soms heeft, als koppigheid,
steegsheid, schuwheid, vurigheid bij het wegrijden, enz. De man
door zijn verstand, het paard door zijn instinct zullen begrijpen,
dat zij elkander noodig hebben, dat zij elkaar aanvullen. Zij zul
len als het ware een paar vrienden worden en uit deze vereeni-
ging van man en paard komt de kracnt, de stoutheid van de cavale
rie voort.
Het vijfde tijdperk moet bevatten de oefeningen, die den man
geheel op adem brengen, en dat zijn oefeningen van langeren duur
in de pelotonsschool, velddienstoefeningen en het maken van marschen.
De eersten moeten gehouden worden op groote, zoo het kan op geacci
denteerde terreinen en hebben ten doel om lipt vertrouwen en de
flinkheid der ruiters en om de vlugheid en het zelfvertrouwen der
paarden te vermeerderen. Behalve bij de groote marschen kan
men de oefening in het marcheeren gepaard doen gaan met de
velddienstoefeningen, wanneer men de terreinen, waar men ageeren
wil, niet te dicht bij het garnizoen kiest. Bij de marschen en de
velddienstoefeningen moet zoo getrouw mogelijk de werkelijkheid
worden nagebootst. De marschen moeten opklimmend worden ver
groot, te beginnen met zes paal en te eindigen met twee dagen achter
elkander, ieder van 18 paal. Gfedurende deze oefeningen moet nauw
keurig op den man gelet worden, en van het begin af moet hem
gedurende en vooral 11a het marcheeren worden ingeprent, hoe hij
zijn paard moet verzorgen. Wanneer aan dit tijdperk 1^ maand be
steed wordt, en dit is niet te veel, dan kan men den recruut in het
veldeskadron laten overgaan.
De vraag bij deze opleiding is toch, of de man dit tijdperk bij het
depot-eskadron of bij het veldeskadron moet doorloopeu. Tegen
beide is iets in te brengen. De beschouwingeu hieromtrent zijn echter
van zoo grooten omvang, dat zij nu niet, wellicht later afzonderlijk,
zullen worden behandeld. Als onze bescheiden meeniug stellen wij
echter hier voorop, dat de cavaleristen tegenwoordig niet voorbereid
genoeg in de veldeskadrons overgaan. Ook mag het africhten van