524
van oorzaken tot afwijking van het schot. Een voor een worden die
oorzaken, ieder in een afzonderlijke paragraaf, van eenigszins nader
bij bezien. Het bestek is evenwel te klein om de meeste dier vraag
stukken anders dan uiterst oppervlakkig te behandelen; nu en dan
is het, misschien daardoor, minder juist geschied. Zegt 28: „De
„aslijn verandert zijwaarts van stand, wanneer alle deelen van het
„geweer, die bestemd zijn om den terugstoot te weerstaan, niet sy-
„inetrisch geplaatst zijn ten opzichte van het vertikale vlak, door de
„as der ziel gaande", dan moet daarbij bedacht wurden, dat dit niet
altijd het geval behoeft te zijn. Het. is bekend, dat voor iedere
loopslengte eene buskruitlading kan worden bepaald, waarbij, in
weerwil van de niet symetrische constructie van de kulas, de devia
tie wordt vermeden.
De opmerking van 29, als zou de onveranderlijke stand, met
de kogelpunt naar voren, verzekerd zijn, wanneer de kogel bij zijn
voortgaande beweging nog een wenteling om zijn lengte-as bezit, is
wat al te bout geconcludeerd. De rotatie mag slechts voorgesteld
worden aan dien stand bevorderlijk te zijn, en ik meen daarom de
redactie te moeten afkeuren, die den onveranderlijken stand van de
kogelpunt door de rotatie gewaarborgd noemt. Daartoe komen meer
dere factoren in aanmerking. Ik herinner mij althans van proeven
met een Beaumont-geweer, door een tube op 8 mM. kaliber gebracht,
vernomen te hebben dat in weerwil van de groote trekhelling, vele
kogels reeds op 100 M. overlangs door de schijf gingen.
Ook is in diezelfde paragraaf omtrent den invloed der rotatie op
de kogelbaan een zeer zonderlinge mededeeling gedaan. "We lezen:
„Deze rotatie veroorzaakt eene standvastige afwijking naar de zijde
„der wenteling; dus bij recht&r.he trekken, zooals bij ons geweer, naar
rechts Welke theorie van derivatie men nu huldigen moge, te zeg
gen, dat bij een rechts roteerendeii kogel immer een rechtsche af
wijking zal plaats vinden, dat gaat niet aan. Dit is geheel afhan
kelijk van de ligging van het zwaartepunt. Grijpt, bij een rechts-
roteerend projectiel, de resultante van den luchttegenstand zoodanig
aan, dat het snijpunt van deze en de lengte-as van het projectiel in
of achter het zwaartepunt daarvan ligt, dan heeft men bijv. het
geval eener linksche derivatie bij een rechtsche rotatie.