525
Ik stap van dit hoofdstuk af; verdere opsomming van kleine ge
breken zou niet bevredigen, alleen vermoeien kunnen. Het gebouw
tje is weinig fundamenteel en dikwijls drukkend laag van verdieping.
Het tweede hoofdstuk omvat de „vuuruitwerking". Om zich van
deze een goede voorstelling te kunnen maken moet men bekend zijn
met: 1°. de trefkans eu de gedaante van de kogelbaan, 2J. het karak
ter van het bundelvuur in gewone omstandigheden en zijne uitwerking
op tactische vormen, ook in verband met het terreiu 3°. de vuurleidiug,
de vuursoorten, de snelheid van vuren, de vuurdisipline, de geoefend
heid van den troep zoomede zijn moreelen eu physieken toestand.
In deze volgorde zijn deze onderwerpen in het aanhangsel behandeld.
Aan het eerste gedeelte „de trefkans en de gedaante van de kogel
baan" gaan weder eenige begripsbepalingen vooraf, als: spreiding,
spreidingskegel, gemiddelde kogelbaan, gemiddeld trefpunt, verticaal
en horizontaal schijfbeeld, enz. Van deze laatstgenoemde wordt gezegd:
„De doorsnede van den kegel met een verticaal doel vormt het
verticale schijfbeelddie met den horizontaal gedachten grond het
horizontale schijfbeeld. Deze doorsneden hebben nagenoeg den vorm
„van een ellips, waarvan met den afstand de hoogte- (lengte-) as in
„sterker mate toeneemt dan de breedte-as." Wat hier van het toenemen
van de lengte-spreiding gezegd wordt, moge waar zijn voor de afstan
den waarop in het Indische leger van het infanterievuur wordt ge
bruik gemaakt, in het algemeen en op vele bladzijden blijkt dat
dit hoofdstuk de vuuruitwerking van een algemeen standpunt bespreekt
is dit weinig juist. Op de groote afstanden toch, neemt de breedte
spreiding steeds toe, maar vermindert daarentegen de lengte-sprei
ding, tengevolge van het grooter worden der invalshoeken.
In 42 wordt gezegd, dat groepeering der schoten plaats heeft
volgens de wetten der waarschijnlijkheidsrekening; vermoedelijk is
hier bedoeld de wet der spreiding. Heeft het groepeereu plaats
gehad en wordt daarvan een toereikend gegeven verschaft, dan leert
de waarschijnlijkheidsrekening uit dat gegeven andere vermoedelijke
uitkomsten afleiden.
Velen zijn, in tegenstelling van 44, van meening, dat men
voor het verzamelen van officieele gegevens van de spreiding van