534
enz. Wanneer men mag aannemen, dat de militaire pers een betrouw
bare spiegel is van hetgeen in de legers in intellectueelen zin omgaat,
van de meeningen en gevoelens, van de nooden en behoeften, dan
kan gezegd worden, dat men in niet weinig rijken tobt over de be
kwaamheid der leiders van het vuur der Infanterie. En niet alleen
in de legers van kleinere staten en weinig oorlogspractijk, ook en
vooral aan de zijde, waarheen wij gewoon zijn onzen blik te slaan in
de verwachting het practische, het goede te zullen leeren kennen,
nemen wij hetzelfde gevoel van onvoldaanheid waar.
In den brief, waarbij de schietvoorschriften, indien ik ze zoo eens
noemen mag, aan de redactie van het Mil. Blad ter beoordeeling
werden toegezonden, las men in denzelfden geest„Naar mijne meening
„bestaat er voor het Indische leger nog geen behoefte aan een repeteer
geweer, maar veel meer aan een goede opleiding van de officieren tot
„vuurleiders". Doet deze zinsnede reeds vermoeden, dat de samen
steller van dit voorschrift aan de vuurleiding veel aandacht heeft ge
schonken, dit vermoeden vindt men in dit hoofdstuk ten. volle be
vestigd. Wanneer men de beschouwingen en bepalingen betreffende de
vuurleiding met die, in het „Voorschrift voor het gevecht" gegeven,
aanvult, dan heeft men het genoegen te kunnen constateeren, dat zij
minstens even deugdelijk en duidelijk zijn, als die in eenig ander
reglement, voor zoover deze nl. geschreven zijn in wat men in kellner-
advertentiën de „quatre langues" noemt.
Alvorens dit hoofdstukje, met de pen in de hand, vluchtig te door-
loopen, moet ik mij, in het algemeen, over het gebrek aan goede
vuurleiders eene kleine uitweiding vergunnen. Deze zal nu in
de tweede plaats de vuurleiding zelve betreffen, allereerst „de op
leiding", waarvan hierboven sprake was.
Wanneer wij van oen opleiding tot vuurleider spreken kunnen en
behoefte daaraan door velen wordt gevoeld, dan rijst bij hen, die op
dit stuk nog een weinig achterlijk zijn, de eenvoudige vraaghoe stelt
men zich zulk een opleiding voor? Wanneer zij in 74 gelezen
hebben, wat terecht geacht wordt tot een goede leiding van het vuur
te behooren, dan stellen zij zich de vraag: wie is de bevoorrechte, de
duif met den rooden strik, die ons van al dat voortreffelijke zal deel
genoot maken Zal die opleiding eene theoretische zijn Een practische?